
Appels & Peren voetbal (#KNVB)
Het spelen van internationale toernooien voegt veel toe aan de ontwikkeling van onze jonge talenten. Zo worden er in een korte tijd (1 a 2 dagen) vele wedstrijden gespeeld tegen tegenstanders waar we normaliter niet zo vaak tegen spelen. Ook het spelen tegen verschillende voetbalculturen is van toegevoegde waarde.
Helaas leveren deze wedstrijden ook wel eens frustraties op, vooral bij ouders. Als onze jonge talenten spelen tegen de talenten van Chelsea, Leverkusen, Anderlecht, AC Milan, 1. FC Koln dan is de meest gehoorde opmerking dat ze te kort komen. Navraag leert dan dat “wij” te kort komen op het gebied van fysieke ontwikkeling (snelheid, kracht) en op gebied van techniek. Dat deze (top)ploegen hun teams voornamelijk vullen met spelers geboren in de eerste 4 maanden (80%) wordt gemakshalve vergeten. (Zo blijven ze competitief als ze tegen elkaar spelen). Het spelen van deze toernooien is een mooie ervaring die we onze spelers ook blijven geven.
Het fenomeen van het vergelijken van spelers (en teams) op jonge leeftijd wil ik echter een naam meegeven: Appels en Peren voetbal.
Over het andere fenomeen, geboortemaand-effect (en daaraan verbonden de vroegrijpers), dat zich voornamelijk uit in de selecties (instroom en doorstroom) tot en met Onder 15 jaar wil ik het niet (weer) hebben. Voor mij is het geen probleem want de oplossing ligt bij de clubs zelf; je doet er wat aan of je doet er niets aan! Wel wil ik de oorzaak van het probleem benoemen. De oorzaak is namelijk de huidige competitiestructuur van de KNVB.
Nederland, met dank aan de KNVB, staat bekend om zijn goede voetbal-infrastructuur. Hier mogen we trots op zijn. Als het gaat om de competitiestructuur van de kwetsbaarste jeugd, van Onder 13 tot en met Onder 15 zijn ze echter volkomen doorgeslagen. Deze opmerking maak ik als opleider van een BVO. In de jongste categorie, van O9 tot en met O12 is enkele jaren geleden besloten om deze competitie besloten te maken. Enkel de BVO’s mogen deelnemen, zonder dat het een verplichting is. Een gesloten O14 en O16 competitie is jaren geleden opgezet voor alleen BVO’s. Ook deelname hieraan is optioneel. Dit is een goede zet geweest van de KNVB, samen met de BVO’s.
Om een of andere reden is de competitie voor de O13 en O15 de afgelopen 3 jaar zo ingrijpend veranderd dat het niets meer te maken heeft met talentontwikkeling. Als voorbeeld: onze O13 moet 3100 kilometer rijden, tot de winterstop, om 2-wekelijks 60 minuten te voetballen. Nu is het reizen niet het probleem maar de opzet met een open competitie, met promotie/ degradatie en geen enkele mogelijkheid om creatief om te gaan met de regels (bv langere speeltijd, mini-toernooi met 3 clubs, wisselbeleid) is wel een probleem. Waarom geen gesloten competitie tot en met de O15. Blijkbaar zijn we wel bewust van de kracht van een gesloten competitie tot en met de O12 en bij de O14 en O16. Wat is de toegevoegde waarde van een open competitie tot en met de O15? De leeftijd 12 tot 16 jaar is een mooie periode maar ook een kwetsbare leeftijd. De overgang naar het grote veld, de stap naar het voortgezet onderwijs, de grote fysieke, cognitieve en sociaal/ emotionele verschillen tussen spelers, de puberteit zorgen voor deze kwetsbaarheid. En wat doet de KNVB? Ze laten de spelers in het overgangsjaar van 8:8 naar 11:11 spelen in competities waar winnen een belangrijk uitgangspunt is, vaak tegen clubs met hele andere visies op ontwikkeling. Het jaar daarop, bij de O14 is alles weer gesloten en speel je alleen tegen BVO’s (waarom is het besef bij de O14 leeftijd er wel?) om vervolgens weer te gaan spelen in een open O15 competitie waarin de verschillen in individuele ontwikkeling nog groter zijn. Ook de competitiestructuur zorgt dus voor Appels en Peren voetbal.
Vooropgesteld, het sluiten van de competities zorgt er niet voor dat de individuele verschillen verdwijnen. Ook is het spelen om te winnen in deze leeftijd geen slecht uitgangspunt. Het sluiten van de competitie levert wel veel voordelen op als het gaat om betere talentontwikkeling en wel om de volgende redenen:
- Het sluiten van de competities voor alleen BVO’s zorgt ervoor dat clubs spelers uit alle kwartalen kunnen aannemen (en niet 80% uit de 1ste4 maanden).
- Binnen een gesloten competitie kun je ook halve competities spelen met interne promotie/ degradatie. Zo kun je op het niveau spelen dat je nastreeft.
- Laatrijpe spelers kunnen langer spelen dan de laatste 5 minuten van een wedstrijd, meestal als de wedstrijd al gespeeld is.
- In de kwetsbare fase tot en met 15 jaar krijgen spelers betere en meer mogelijkheden tot ontwikkeling.
- Jongere, talentvolle spelers kunnen eerder doorgeschoven worden. Ontwikkeling staat voorop en niet het behoud van de competitieklasse.
- Er kan creatief omgegaan worden met regels zoals wissels, speeltijd, mini-toernooien. Je kunt langer dan 60-70 minuten spelen.
Hoogst waarschijnlijk is deze oproep aan dovemans oren gericht maar ik blijf het toch roepen: KNVB, sluit de competities tot en met O15! Het instroom niveau naar de O17 zal hoger zijn, een leeftijd waarin vol ingezet kan worden als laatste fase in voorbereiding op het betaalde voetbal. Ik durf te wedden dat de selectie van Oranje O17 dan uit meer dan 4 spelers (van de 29) van de laatste 4 maanden zal bestaan. Dan kunnen we appels met appels vergelijken.
Roger Bongaerts

Napoleon, Handelingssnelheid en het ongelijk van Cruyff
“Je gaat het pas zien als je het door hebt.”
Johan Cruyff
Handelingssnelheid is een vaak gebruikte term in het voetbal. Zoek je het echter op in het woordenboek dan wordt het woord niet herkend. Erg moeilijk is het niet om een betekenis aan deze term te geven: de snelheid waarmee voetbalhandelingen worden uitgevoerd. Hoe hoger je handelingssnelheid, hoe hoger je niveau als speler. Vanuit deze definitie en conclusie zijn Xavi, Iniesta, Messi, Eriksen, en vanuit vroegere generaties Cruyff, Zidane, Scholes, Maradonna et. al inderdaad de beste voetballers.
Dit concluderen betekent ook dat het erg belangrijk is om handelingssnelheid te trainen, vanaf een jonge leeftijd. Immers, hoe hoger de handelingssnelheid, hoe hoger het niveau van de speler. Zo eenvoudig als het klinkt is het echter niet. Als je handelingssnelheid verder ontleed dan gaat het uiteindelijk om de besluitvorming van een speler in voetbalsituaties. Binnen de voetballiteratuur wordt vooral uitgegaan van handelingssnelheid met bal, techniek dus. Alhoewel dit een zeer belangrijk onderdeel is van het voetbal en in de ontwikkeling van jonge spelers, is dit natuurlijk verre van compleet. De meeste voetbalhandelingen zijn zonder bal. Gemiddeld genomen is een speler minder dan 2 minuten per wedstrijd aan de bal. De meeste voetbalhandelingen zijn dus zonder bal. Daaraan gekoppeld is de besluitvorming, het maken van keuzes in tijd en ruimte (decision making) zonder bal veruit het belangrijkst.
De besluitvorming in het voetbal (maken van keuzes) is een brein-gestuurd proces. Zonder al te diep in te gaan op deze sturing is het wel van belang om te weten dat het maken van keuzes binnen de voetbalcontext een gevolg is van een neuro-cognitief proces. Uiteindelijk zijn de spieren maar slaven van het brein.
Om het eea overzichtelijk te maken, en dan vertaald voornamelijk naar de voetbalpraktijk en de voetbaltrainingen heb ik de “ circle of decision making” ontwikkeld. Deze cirkel is niet zozeer bedoeld om aan spelers uit te leggen, maar als geheugensteuntje voor trainers in het voorbereiden van oefenvormen en het faciliteren van de ontwikkeling van spelers in het verhogen van de handelingssnelheid. Als we het hebben over de snelheid waarmee voetbalhandelingen worden uitgevoerd, is het ook belangrijk om te weten hoe deze handelingen tot stand komen.
Het moeilijke aan het analyseren of het ontleden van een voetbalhandeling is dat de ene voetbalhandeling altijd overgaat in de ander (ze zijn wederzijds afhankelijk). Het zijn geen losse processen die we los kunnen trainen. Alhoewel ik hier niet de discussie wil opwakkeren over geïsoleerd of complex trainen (beide zijn nodig, het gaat om de juiste weerstanden creëren) is het wel belangrijk om te weten hoe de gekozen voetbalhandelingen tot stand komen en hoe we dit kunnen trainen, gebaseerd op het model Circle of decision making.
Doel:
- Het ontwikkelen van hoge en duurzame handelingssnelheid bij (jeugd)spelers door bewustwording te creëren bij trainers over de wijze waarop (jeugd)spelers voetbalhandelingen uitvoeren binnen de voetbalcontext.
- Het vertalen van kennis over decision making vertalen naar passende oefenstof en coaching binnen voetbal gerelateerde of – specifieke situaties.
Laten we de verschillende fasen gemakshalve doorlopen om hiervan een beeld te krijgen.
Anticiperen:
Vooruitlopen op en herkennen van toekomstige voetbalsituaties en het adequaat verbanden leggen binnen de voetbalsituaties.
Waarnemen:
Perceptie – gewaarwording van prikkels uit de voetbalsituaties: zien, horen, voelen
Anticiperen en Waarnemen staan synoniem voor het halen van relevante informatie uit de omgeving. De speler leest het spel, en verwerkt en interpreteert de informatie uit deze voetbalsituaties. Kijkgedrag is een vaardigheid die belangrijk is binnen deze 2 fasen.
Analyseren:
Voetbalsituaties systematisch ontleden en komen tot een oplossing.
Beslissen:
Bepalen welke voetbalhandeling er uitgevoerd gaat worden.
Actie:
De voetbalhandeling uitvoeren (binnen de voetbalhandeling)
Zoals bovenstaand vernoemd, is het moeilijk om de verschillende fasen te isoleren. Het zijn ook geen fasen die los van elkaar en opeenvolgend uitgevoerd worden. Het proces van decision making gaat zeer snel. We spreken dan ook van parallelle processen. De fasen lopen in elkaar over en/of worden gelijktijdig uitgevoerd.
Voor de ontwikkeling van (jeugd)spelers in het maken van de juiste keuzes is het belangrijk dat er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Ook de trainer/ coach dient kennis te hebben van deze voorwaarden en andere leerprincipes.
Voorwaarden:
- (ontwikkeling van) kennis en ervaring binnen voetbalsituaties (spelinzicht)
- (ontwikkeling van) technische vaardigheden (kunde)
- (ontwikkeling van) kijkgedrag:
- moment
- richting
- kwaliteit - (ontwikkeling van) fysieke voorwaarden (klucs)
- (ontwikkeling van) mentale vaardigheden
- cognitieve vaardigheden
Voor het vormgeven van de juiste trainingsinhoud is het dus belangrijk om te weten hoe spelers tot voetbalhandelingen komen (met en zonder bal) Dit dient dan vertaald te worden naar de juiste oefenstof waarin decision making gefaciliteerd wordt. Te veel oefenvormen bestaan uit het opvolgen van instructies waarin spelers weinig keuze hebben, of waarin de keuze geen link heeft naar het doel van de training (zie TSM Leercyclus)
Handelingssnelheid is dus vooral breintraining. Veel herhalen van situaties waarin spelers deze keuzes binnen de voetbalcontext kunnen maken. Je hersenen slaan deze informatie dan op en zo worden de verbindingen tussen de hersencellen gelegd. Hoe dikker de verbinding, hoe beter je het onthoudt. Laten we spelers vooral op dit vlak uitdagen.
Cruyff had helaas geen gelijk met zijn quote. De juiste weergave is dus eigenlijk:
Je moet het eerst zien om het door te hebben
Tot slot als afsluiter een quote van Napoleon (niet te verwarren met de beroemde Braziliaanse voetballer) Het maken van keuzes is een belangrijk onderdeel van het voetbalspel. Laten we dus, vanaf jonge leeftijd spelers al faciliteren in het maken van deze keuzes door het vormgeven van de juiste, passende oefenvormen en (wedstrijd) coaching.
“Nothing is more difficult, and therefore more precious than to be able to decide”
Napoleon Bonaparte
Roger Bongaerts

Gedragsnormen in het betaalde voetbal
Hoe meet je het succes van een voetbalopleiding of van een team? Kijk je dan alleen naar de resultaten gemeten in aantal gewonnen wedstrijden en kampioenschappen, de doorstroom van jeugdspelers naar het 1ste elftal of naar de ontwikkeling van elke individuele speler?
De harde cijfers zijn makkelijk weer te geven; bij elke winst zet je er een extra kruisje bij. Ben je dan succesvol als je op het einde van het seizoen veel kruisjes verzamelt hebt? De zachte cijfers zijn veel moeilijker te kwantificeren. De kans op winst wordt niet altijd groter als je de individuele ontwikkeling van spelers voorop stelt door ze door te schuiven naar oudere leeftijden. Het in beeld brengen van de ontwikkeling van spelers is geen gemakkelijke opgave maar vanuit een duidelijke visie op leren en ontwikkeling kan dit zeker. Als je als opleiding maar dezelfde taal spreekt, geduld toont en zorgt voor genoeg ontwikkelmomenten.
Het gaat goed met onze jeugdopleiding. Dit uit zich (gelukkig) niet alleen in het aantal gewonnen wedstrijden maar vooral in de ontwikkeling van onze jeugdspelers. Een ander meetinstrument, al dan niet objectief, is de aandacht die we als opleiding krijgen van andere betaald voetbalorganisaties voor onze jeugdspelers. Dit seizoen alleen al hebben zich topclubs uit Nederland, België, Duitsland en Engeland gemeld voor onze talenten. Op zich een logisch gevolg van succes, maar wel een gevolg dat vele vragen oproept.
Een van de belangrijkste maar ook interessantste vraagstukken is, hoe spelers van een kleine opleiding zich in enkele seizoenen beter kunnen en mogen ontwikkelen dan leeftijdsgenoten van een topclub waarbij de middelen vele malen (soms 10-voudig) groter zijn. Heeft dit te maken met talentherkenning, talentontwikkeling of talent? Het pasklare antwoord hiervoor heb ik niet, maar wel een interessante kwestie.
Een ander vraagstuk is, of het wel noodzakelijk is dat een (opvallend)talent bij een kleinere opleiding wel de stap moet maken naar een topclub om zich te blijven ontwikkelen. Enkele argumenten voor een overstap zijn zeker te maken, maar het antwoord is in mijn ogen niet bevredigend als het gaat om maximale talentontwikkeling. Bij de overstap naar een opleiding van een topclub zal de speler zeker meer kansen aangeboden krijgen als het gaat om wedstrijden op een hoger niveau. Hij zal sneller in beeld komen bij de nationale selecties. Ook zullen de faciliteiten hoogwaardiger zijn. Of deze argumenten echter beslissend zijn betwijfel ik. Wedstrijden die hij bij ons heeft gespeeld, vaker op een minder niveau hebben hem tot een niveau gebracht dat hem voor een topclub interessant maken. Het argument voor de nationale selecties kan en mag al helemaal geen argument zijn. Talenten op elk niveau dienen in beeld gebracht te worden. Beter potentie inschatten lijkt me het devies en dus ook talenten bij kleine opleidingen de kans bieden op deze extra ontwikkelmomenten.
Het idee dat (betere) faciliteiten betere spelers opleiden is al langer achterhaalt. Belangrijkste middel hierin is de leeromgeving, de visie op opleiden en de kwaliteit van de jeugdtrainers.
Als opleiding zijn we trots op het feit dat onze spelers in de picture staan. Het liefst zien we onze jongens schitteren in ons 1ste elftal maar als hun toekomst en hun kansen liggen bij een topclub dan zullen we daar altijd medewerking aan geven. Ook wij geloven in het bieden van extra kansen en bij een topclub zijn deze kansen zeker aanwezig. Enkele van onze talenten van de afgelopen seizoenen hebben zich doorontwikkeld en spelen nu in het betaalde voetbal. Wij als opleiding hebben daar ons steentje aan bijgedragen en daar zijn we trots op.
Daar onze talenten steeds meer in de picture staan, krijgen we ook steeds meer te maken met clubs die zich “melden” voor deze talenten. De ervaringen die we hebben met deze interesse in onze spelers lopen sterk uit elkaar. Het vinden van de juiste match tussen speler en club is hierdoor bijzonder gemakkelijk geworden: het zijn er namelijk niet zo veel die het op de juiste wijze doen: vanuit een visie op leren en ontwikkelen en binnen de juiste gedragsnormen. Laat ik alleen dit seizoen als voorbeeld nemen.
- spelers worden tijdens onze jeugdwedstrijden bekeken door scouts. Er zijn nog steeds clubs (scouts) die zich van te voren niet melden en informatie trachten te verkrijgen via andere kanalen dan via onze opleiding.
- vanuit het buitenland zijn er clubs geweest die spelers en ouders direct benaderen zonder ons op de hoogte te stellen. Deze spelers worden dan zonder enig medeweten van onze zijde uitgenodigd. Gelukkig brengen “onze” spelers en ouders ons wel op de hoogte.
- er zijn clubs die ons via een mail op de hoogte stellen van de interesse in onze spelers, met de opmerking dat ze contact gaan maken met de desbetreffende speler en ouder.
Gelukkig zijn er ook goede voorbeelden. Dit zijn dan ook de clubs met een duidelijke opleidingsvisie die de speler centraal stellen.
- de club in kwestie heeft de speler op meerdere activiteiten (wedstrijden) bekeken en stelt mij persoonlijk op de hoogte van de interesse. (dus niet via mail of zelfs zonder enige communicatie).
- er wordt interesse getoond in de speler op allerlei gebied: voetbal, thuissituatie, persoonlijke ontwikkeling en groei, onze visie op deze speler en zijn potentie
- naast een gesprek met speler en ouders worden wij als opleiding uitgenodigd voor een gesprek.
- er wordt gevraagd of de training bekeken kan worden, waarin de speler in zijn “natuurlijke” omgeving bekeken kan worden.
- volgens een duidelijk traject en doel worden de talenten uitgenodigd voor een stagetraject voordat er een beslissing genomen wordt over de overgang. (evt. gekoppeld aan een traject binnen onze eigen opleiding met een overgang op latere termijn).
Het zal duidelijk zijn dat we onze talenten het liefst naar deze clubs zien overgaan. Deze clubs hebben een duidelijke visie op het traject van het overnemen van spelers en zien een extra stadiontour niet als belangrijkste middel om speler en ouders te overtuigen. Uiteindelijk kiest de speler zelf maar het kan geen toeval zijn dat de clubs met de “beste” omgangsnormen ook het succesvolst zijn in talentontwikkeling.
Als opleiding dit constateren, betekent ook hand in eigen boezem steken en kijken of wij dit traject juist toepassen bij het overnemen van talenten vanuit de amateurclubs. De conclusie is dat we dit redelijk goed voor elkaar hebben, maar dat er zeker nog ruimte is voor verbetering. De verbetering ligt met name in de communicatie naar de amateurclubs over de ontwikkeling van de speler.
Ook wij als bvo kunnen de amateurclubs vragen naar hun mening en bevindingen van de speler in kwestie. Dit geeft een beter beeld dan alleen maar stagetrainingen en wedstrijden.
Onderstaand enkele aanbevelingen in het traject van talentherkenning van spelers (maar ook voor het aantrekken van trainers):
- het bekijken van thuis- maar ook zeker van uitwedstrijden. Tevens wedstrijden van verschillende niveaus.
- naast de stagetrainingen bij de club, ook het bekijken van trainingen bij zijn eigen club.
- voeren van gesprekken met (oud)trainers van de speler.
- het bezoeken van de speler thuis. Hoe verhoudt en gedraagt hij zich in zijn natuurlijke (thuis)situatie.
- vraaggesprek over zijn ambitie, doel, visie op talent en leren, overtuigingen maar ook die van de ouders.
- spelers uit balans brengen tijdens stagetraject: met ander team (jonger/ ouder) mee laten trainen/ spelen of andere verantwoordelijkheden geven tijdens training.
- uitleg over de visie van de club op leren en ontwikkelen.
- persoonlijk “pathway” van de speler bij de nieuwe club bespreken: hoe worden de komende jaren ingevuld en wat wordt er verwacht van zowel speler als ouders.
Door deze zaken beter voor elkaar te hebben kunnen spelers een beter beeld scheppen van een mogelijke overgang. De keuze voor een club is dan van beide zijden beter onderbouwt. Nu is het te vaak willekeur en is de uitstroom en teleurstelling enorm.
Roger Bongaerts
Blog @ rogerbongaerts.com (english and dutch version)

Nieuwe generatie voetballers die niet kan ingooien.
In de nieuwe wedstrijdvormen en in de twin-games die de meeste bvo’s spelen met de onderbouw, is de inworp afgeschaft. In plaats van ingooien mag de nieuwe generatie jonge voetballers de bal indribbelen of inpassen.
Afgelopen zaterdag speelden we met onze O10 tegen onze oosterburen van Alemannia Aachen. Normaliter spelen we met deze leeftijd 6 tegen 6 en mogen de spelers indribbelen of inpassen met een uitbal. We kozen er voor om deze wedstrijd 7 tegen 7 te spelen met ingooien. U begrijpt het, het ingooien ging niet goed. Spelers weten niet hoe ze moeten ingooien en spelers die de bal ontvangen hebben moeite met de controle van deze vreemde pass. De dienstdoende scheidsrechter heeft in totaal 67 keer gefloten om de ingooi te laten overdoen. We leiden spelers op die straks niet kunnen ingooien en zo missen we de aansluiting met de internationale top.
Hopelijk ontgaat u het sarcasme van bovenstaande alinea en van de titel van dit blog niet. In de O10 wedstrijden maken we geen gebruik van scheidsrechters en dat de ingooi vaak fout ging is juist een zegen. De kracht van de nieuwe spelvormen en de aangepaste regels komt de ontwikkeling van de spelers ten goede. Ook het variëren met regels en aantallen komt de ontwikkeling van spelers ten goede.
In dit blog wil ik het echter niet hebben over de het invoeren van deze wijzigingen, maar juist over het volharden en het gezamenlijk naleven van de ontwikkelpunten die het Nederlandse voetbal weer op mondiaal hoog niveau moeten brengen.
Indruk of impact?
Als het gaat om de nieuwe ontwikkelingen die nu worden ingezet binnen het Nederlands voetbal en binnen de jeugdopleidingen dan is er een vraag die ik aan iedereen wil stellen: “wil je (‘n) indruk maken of wil je (‘n) impact hebben?”
Waarom deze vraag?
Vernieuwing vraagt om visie maar vooral ook om geduld en lef om de aanpassingen en nieuwe inzichten in de praktijk te brengen. Een indruk maken betekent in mijn optiek vooral meedoen aan de discussie over de jongste jeugd bij de bvo’s, over het geboortemaand effect, over ontwikkeling boven ranglijsten, over het scouten op de juiste kenmerken, zonder daadwerkelijk deze belangrijke punten tot uitvoering te brengen zodat ze echt het verschil gaan maken. Een impact hebben betekent o.a. dat je een duidelijke visie hebt over hoe om te gaan met de jongste jeugd, een gelijkmatige verdeling van geboortemaanden binnen de selecties (amateur, bvo en nationale selecties), meer gesloten competities en binnen het scouten karakter als een belangrijk kenmerk benoemen er ook dagelijks iets aan doen om deze punten in de praktijk te brengen. Een impact betekent ook vooral geduld hebben, overtuiging hebben dat deze vernieuwing tot resultaat leidt en ergens voor gaan en staan.
Voor de voetbalpraktijk betekent een impact hebben:
- bij de instroom en doorstroom een meer gelijkmatige verdeling van de geboortemaanden of het relative age effect.
- Tijdens competitiewedstrijd t/m O15 niet alleen de fysiek mindere spelers wisselen als er nog een paar minuten te spelen zijn of als de wedstrijd gelopen is.
- Spelers niet op vaste posities vastpinnen of in een vast systeem laten spelen, ook al heeft dit een positieve invloed op het resultaat.
- Niet roepen dat spelers vooral hun eigen keuze mogen maken maar tijdens trainingen en wedstrijden alles voorzeggen of voorkauwen.
- Bij pupillenwedstrijden zonder scheidsrechter willen spelen, maar dan ook als het echt spannend wordt als trainer de juiste scheidsrechterlijke beslissing nemen die wel eens nadelig kan zijn voor je eigen team is.
- De jongste jeugd ook echt in eigen omgeving laten spelen en niet elke keer bij een “echt” groot talent een uitzondering maken.
- Gesloten competities zodat we de selecties binnen de bvo's ook daadwerkelijk kunnen afstemmen op ontwikkeling en kansen voor laatrijpers, zonder winnen onbelangrijk te maken.
- Dat we onderkennen dat spelers leren van verandering in regels, afstanden, aantallen en omstandigheden en dat in wedstrijden ook faciliteren.
- oh ja, maar deze zijn vooral persoonlijk: de positiespelen en pass- en trapvormen afschaffen bij de pupillen en denken dat techniek alleen de uitvoering van een keuze is :-)
Welke ouder, coach, club, opleider pakt deze handschoen op en zorgt dat ze een impact hebben en niet alleen indruk willen maken.
Dat wilde ik er ingooien!

Curlingouders? Curling-voetbalopleidingen bedoel je!
Op NRC.nl van 15 december een interessant artikel over overbeschermende ouders die door de Deense psycholoog Bent Hougaard ook wel ‘curlingouders’ worden genoemd: “overbeschermende ouders die alle obstakels voor de voeten van hun kinderen proberen weg te vegen, net zoals in de curlingsport met bezems de baan wordt vrijgehouden. Hougaard waarschuwde dat deze kinderen zich daardoor niet volwaardig kunnen ontwikkelen.”
“Dat ‘curlinggedrag’, vaak onbewust en met de beste bedoelingen, komt volgens deskundigen voort uit het toenemend streven van ouders om hun kinderen tegenslag en teleurstelling te besparen – socioloog Herman Vuijsje en journalist Anneke Groen constateren in hun recentelijk gepubliceerde boek Eindeloos ouderschap dat ouders nooit eerder zo bezorgd waren om en toegewijd waren aan hun kinderen. Ouders zijn assertiever, geloven in maakbaarheid, hebben minder kinderen en voelen zich verantwoordelijker voor hun geluk. „Bovendien moet alles leuk zijn”, zegt pedagoog Marina van der Wal.
„Ouders willen vooral leuke opvoeders zijn.”
In een gezin met 4 kinderen in de leeftijden 20, 17, 15 en 12 en bijna 30 jaar ervaring in het trainersvak voel ik me toch een beetje ervaringsdeskundig op het gebied van opvoeden en opleiden. Ik onderschrijf dan ook de bovenstaande trend in opvoeden maar ook in het opleiden van jeugdige talenten bij de Nederlandse betaald voetbalclubs: we maken het vooral leuk en vegen alle obstakels voor de voeten van onze jeugd weg. Het resultaat is dan ook waar we nu, maar ook straks met onze “opgeleide” jeugd staan: redelijke middelmaat.
Mijn taak als ouder is o.a. om mijn kinderen sterk in de maatschappij te zetten, op te voeden voor een zelfstandig bestaan, leren omgaan met succes en tegenslag, succes door falen te faciliteren. Ze dienen zich staande te kunnen houden in een snel veranderende wereld met veel uitdagingen, probleemoplossend te kunnen denken maar wel kind kunnen zijn, genietend van elke dag en binnen de juiste normen en waarden. Dit alles heeft te maken met karaktervorming. Iets wat de curlingouder juist in de weg staat: alle moeilijke situaties worden vermeden.
De huidige invulling bij vele opleidingen is zo goed geregeld dat we ook hier kunnen spreken van “curlingopleiding”.
Vooropgesteld, elke opleiding moet zijn zaken voor elkaar hebben. Er dient een goed scoutingsapparaat te zijn, goede trainers, voldoende materialen, professionele accommodatie, samenwerking met de scholen en noem maar op. Het lijkt er echter op dat we alles overorganiseren voor de spelers. Veel hoeft hij niet meer te doen als hij in een opleiding van een betaald voetbalclub terecht komt. Vaak worden ze thuis opgehaald en/of met een busje naar de trainingen gebracht, de was ligt klaar, maaltijden zijn geregeld, alle trainingen zijn voor ze gemaakt, de trainers zijn allemaal handjevasthoudende, pedagogisch-didactisch onderlegde managers met de juiste groei-mindset en een vragenstellende coach-stijl waar een paard de hik van krijgt. Dit alles leidt er vooral toe dat we spelers met karakter gaan missen in onze toekomstige teams. Waarom nog karakter tonen? Het is allemaal niet meer nodig. Worden onze toekomstige Nederlands elftal spelers nog wel volwaardig opgeleid als het gaat om de competenties die nodig zijn om ons weer op hoog mondiaal niveau te krijgen. Op technisch/ tactisch gebied denk ik dat Nederland zich zeker staande kan (gaan) houden maar op het stukje karakter heb ik mijn twijfels.
In mijn vorig blog pleitte ik al voor het afschaffen van de O14 en O16 competities en andere selecties bij de nationale elftallen. Spelers blijven telkens in dezelfde vijver zwemmen en worden niet uitgedaagd om binnen een ander kader, andere leeftijd, andere groepssamenstelling en hiërarchie te ontwikkelen. Vooral tegen dezelfde leeftijd en fysieke gesteldheid blijven spelen, alle obstakels voor de voeten wegvegen! Karakter zal zo veel minder op de proef gesteld worden.
Ook bij de Nationale selecties van de KNVB blijft het vooral op curling lijken. Als je eenmaal in de selectiemolen zit kom je er moeilijk uit. Als je bij de O13 van AJAX speelt wordt je standaard uitgenodigd voor de selectiedagen in Zeist! Is dat nog objectief? De Nederlandse elftallen die wel succesvol waren op de WK’s en EK’s bestonden juist uit een diversiteit aan spelers maar vooral ook uit een diversiteit aan karakters.
Het begint dus bij de jongste jeugd. Vanaf het moment dat ze de opleiding binnen stromen wordt de omgeving al zo aangepast dat spelers vooral in hun comfortzone blijven. Nu begrijp ik ook wel dat het welbevinden van het kind voorop staat maar binnen de voetbalcontext is dit volledig doorgeslagen.
Winnen:
Blijkbaar mag de (jongste) jeugd niet meer winnen. Kinderen spelen het spel omdat ze competitie leuk vinden. Van nature willen kinderen (jongens) concurreren en competitief zijn. Natuurlijk willen ze ook plezier in het spelletje hebben maar als we natuurlijk gedrag onderdrukken, wat heeft plezier dan nog voor nut. Geef spelers de ruimte om competitief te zijn. De rol van de trainer is om dit te faciliteren zonder door te slaan.
Coaching:
Nog nooit heb ik zoveel vragende trainers
langs de velden zien staan. Volgens mij weten ze het zelf niet meer! Laat ze
vooral voetballen en coach op “voetbalgedrag”.
Laat vragen als: “ wat had je anders kunnen doen”, “wat gebeurde er” of “wil je
dat” nou eens achterwege en stel in de
rust 3 goede vragen. Laat ze vooral spelen en hun eigen beslissingen nemen.
Vragen stellen leidt af van het spelletje en dus van hun ontwikkeling.
Oh ja, je mag kinderen ook wijzen op fouten!
Meer trainen:
“Niet meer of harder trainen maar beter trainen!” Als we sommige Nederlandse trainers moeten geloven dan trainen we hard genoeg in Nederland. Volgens Peter Bosz lag de intensiteit bij Borussia Dortmund niet hoger omdat er harder getraind wordt, maar omdat spelers beter en volwassener zijn. Waarom denk je dat de spelers beter zijn? Omdat ze gewend zijn harder te trainen. Helaas zijn wij in Nederland niet meer de norm en als we zo blijven trainen dan zal ons niveau ook zo blijven. Natuurlijk moet de training van hoge kwaliteit zijn en natuurlijk moet er voldoende rust en de juiste life-style zijn maar het lichaam is een adaptief systeem. Het past zich aan. Als er dus harder getraind wordt kunnen we na verloop van tijd ook een hogere trainingsintensiteit aan. Harder trainen vergt ook karakter. Wellicht toch eens goed om onze trainingsmethodiek te heroverwegen, ook bij de jeugd.
Omgeving:
Voor de ontwikkeling van jonge, talentvolle kinderen is het belangrijk om een omgeving te creëren die deze ontwikkeling faciliteert. Het zit hem dus niet zozeer in de perfecte accommodatie of organisatie maar in het faciliteren van de zelfredzaamheid en de intrinsieke motivatie van de spelers. Geen over-beschermende omgeving maar een omgeving die de houding en inzet test bij spelers. We willen spelers met een natuurlijke drive, ambitie en motivatie: met het juiste karakter om betaald voetballer te worden.
Dan mag het best af en toe als ongemakkelijk voelen.

Het jeugdvoetbal in Nederland is dood!
In een tijdperk waar E-sporters meer aandacht krijgen dan de jeugdopleidingen zou je dat bijna gaan denken. Aan discussie over de staat van het Nederlandse voetbal geen tekort. De oorzaak van de teloorgang van ons voetbal wordt vooral gezocht bij de jeugdopleidingen, op bvo maar ook op amateur niveau. Dat het Nederlandse voetbal in een dip zit zal ik niet ontkennen maar ik vind dat er nog steeds genoeg talent is in Nederland om ons op club- maar zeker ook op Oranje-niveau weer naar de wereldtop te voeren.
Het “ probleem’ is dat we ons richten op de problemen en niet op de oplossingen. Te veel discussies, overlegvormen, werkgroepen, artikelen, interviews worden gebruikt om ons nog meer problemen aan te praten. Hele interviews worden afgenomen om bevriende trainers maar aan het woord te laten die dan weer de problemen gaan benoemen. Daarnaast lijkt het voetballandschap wel op de RTL-programmering: altijd dezelfde hoofdrolspelers of gasten. Van enige vernieuwing of nieuw bloed lijkt geen sprake. Alsof de programmamakers allemaal dezelfde, beperkte contactenlijst hebben. Ik kan zo enkele (jeugd)trainers noemen die ook wel als de Chantal Janzen van het (jeugd)voetbal door kunnen. Alhoewel ik Chantal de op een na mooiste, Limburgse vrouw vind (na mijn eigen vrouw natuurlijk), zou het fijn zijn als er ook eens een ander gezicht op tv kwam. Datzelfde heb ik met de zogenaamde experts die met hun clichés, open deuren of analyses allerlei schijnoplossingen of achterhaalde, non-contextuele ideeën de voetbalwereld in slingeren.
Het jeugdvoetbal in Nederland is dus zeker niet dood, maar als we deze weg blijven bewandelen dan mag het wel aan de beademing.
Zaak dus om enkele oplossingen te benoemen die wel bijdragen aan de verbetering van onze opleidingsresultaten: betere jeugdspelers met de eigenschappen, vaardigheden en competenties voor het spelen van het voetbal op het hoogste niveau. Spelers met technische vaardigheden, fysieke eigenschappen maar vooral ook aanpassingsvermogen en creativiteit op allerlei gebied. Zelfstandige spelers die uiteindelijk op het hoogste niveau situaties en wedstrijden kunnen lezen en de geleerde vaardigheden kunnen toepassen.
Onderstaand enkele van mijn ideeën om dit te bereiken:
Geboortemaandeffect:
Stop met het benoemen van dit fenomeen en doe er iets aan. Een analyse van een TOP O13 toernooi enkele weken geleden, met zowel Nederlandse als buitenlandse topclubs leert dat meer dan 70% geboren is in de eerste maanden van het jaar. De uiteindelijke winnaar zat zelfs op 80%. Dit gold voor zowel de Nederlandse als de buitenlandse ploegen. Het effect is bij iedereen bekend en wordt zelfs onderkent als een probleem. Maar bijna niemand doet er iets aan. Houden zo! Laat de goede opleidingen dit vooral wel doen en een goede verdeling houden binnen de geboortemaanden van de spelers. Laat de clubs die op alleen resultaat uit zijn, met als doel het beconcurreren van elkaar op het hoogste niveau dit ook vooral blijven doen maar dan wel met de afspraak dat ze dit niet meer benoemen als een probleem. Aan de KNVB nu nog de taak om de nationale selecties beter te selecteren en niet alleen de vroegrijpers van de top drie. De oplossing ligt derhalve bij de clubs zelfs. Eigenlijk is het geen probleem want we hebben er zelf invloed op. (het is pas een probleem als je er zelf geen invloed meer op hebt)
Buitenlandse spelers:
In onze competities, zelfs de jeugdcompetities spelen te veel buitenlandse spelers die niets toevoegen aan onze competities maar wel de plek in nemen van eigen opgeleide spelers. Kunnen we in Nederland nu echt geen keeper opleiden die beter is dan een Australische ballenvanger of een middenvelder met een hoger rendement dan een Sloveense bankzitter. Wat van ver komt is niet altijd lekkerder. Opleiden is ook kansen bieden of creëren. Buitenlandse spelers die iets toevoegen in de kwaliteit zijn goed voor het competitieniveau maar op dit moment lopen er te veel die dat niet doen. Opvulling in de breedte is dit. Geef deze mogelijkheden aan eigen jeugdspelers, ook al zijn ze de nummer 12 tot en met 24 in de selectie.
Jeugdcompetities:
De competities voor de jeugdelftallen van de betaald voetbalclubs dienen gesloten te worden. Hiermee bedoel ik voor alle leeftijden. Binnen de BVO competities kan een promotie-/ degradatieregel worden toegevoegd zodat de top-opleidingen meer topwedstrijden spelen maar geen promotie/ degradatie met de amateurclubs. Als er clubs zijn die vinden dat het spelen van wedstrijden tegen amateurs van toegevoegde waarde is, dan kunnen ze veel oefenwedstrijden plannen tegen deze teams. Het zogenaamde probleem met het geboortemaand effect kan ook zo beter aangepakt worden. Je kunt namelijk niet degraderen. Clubs durven wellicht dan wel laatrijpers op te stellen.
Ook de O16 gesloten competitie dient afgeschaft te worden. Spelers van 15, 16 jaar dienen uitgedaagd te worden op andere vlakken. Met het in stand houden van de O14 maar zeker de O16 competitie stromen spelers elk jaar door zonder al te veel uitdaging en spelen ze jaren achter elkaar met en ook tegen dezelfde spelers. De positieve effecten van het omgaan met verandering, tegenslag, spelen tegen oudere spelers wordt hiermee teniet gedaan of is vaak alleen voorbehouden voor een enkeling (vooral de vroegrijpers)
Door deze 2 veranderingen hoeven clubs ook minder spelers in de opleiding te hebben wat de opleiding ten goede komt. Je kunt namelijk op kwaliteit en potentie selecteren en niet op kwantiteit en het behouden van al die elftallen.
Techniektraining:
Het geven van techniektraining begint met je visie op techniektraining en de definitie die je plakt op techniek. Voor mij is techniek: “het functioneel toepassen van vaardigheden in wedstrijd gerelateerde of wedstrijdechte situaties.” Dit houdt dus in dat techniek getraind wordt in wedstrijdsituaties en niet droog oefenen of zonder weerstand. Als we dan constateren dat we op technische gebied te kort komen dan ben ik het daar mee eens. Spelers moeten in staat zijn om vaardigheden functioneel toe te passen en dus niet het uitvoeren van een trucje. Een rondje langs de velden leert dat de praktijk anders is. Veel geïsoleerde vormen zonder een transfer naar de wedstrijd. Geen wonder dat we op technisch vlak achter lopen. Ook verdedigende technieken vallen onder techniektraining. Daar mag ook wat meer aandacht aan besteed worden.
Spelsystemen:
Het fenomeen “monday morning quarterback” heeft ook in het voetbal zijn intrede gedaan. Analytici verklaren achteraf de gekozen tactiek en verbinden hieraan dan allerlei conclusies. Tactiek wordt door de trainer opgelegd. Voor het jeugdvoetbal is dit vaak de doodsteek voor ontwikkeling. Spelers dienen binnen de structuur van de trainer taken uit te voeren voor het winnen van de wedstrijd. Met het winnen van de wedstrijd is niets mis maar de spelers die we hier mee opleiden zijn vaak slaafs en kunnen of mogen geen eigen invulling geven aan oplossingen voor voetbalsituaties. Vaak zijn spelers creatiever in het vinden van oplossingen dan trainers. Spelers moeten eigen keuzes kunnen maken. Het spelen van en tegen meerdere spelsystemen kan hier bij helpen. Spelers telkens laten meedenken in oplossingen tijdens voetbalsituaties. Kijken waar mogelijkheden liggen, omgaan met veranderende situaties, spelen met verschillende ruimtes en afstanden. Zo leren spelers op verschillende posities spelen, ontwikkelen ze spelinzicht en is er direct een duidelijke link naar techniektraining.
Individuele ontwikkeling:
Een team kan niet leren! Des te belangrijker om in te zetten op individuele ontwikkeling.
Alhoewel voetbal een teamsport is en het zaak is om dingen samen te doen en op te lossen dient de jeugdopleiding vooral gericht te zijn op het ontwikkelen van het individu. (binnen de teamontwikkeling: welke dingen moet je WEL samen afspreken) Dat betekent ook dat we de juiste aspecten op de juiste momenten moeten trainen, passend bij de leeftijd en ontwikkeling van de jeugdspelers. Bij de jongste jeugd, tot het moment dat ze 11:11 gaan spelen, staat het vullen van de rugzak centraal. Een breed aanbod van motorische en inzichtelijke prikkels, gedifferentieerd in aanbod. Veel coördinatieve uitdagingen, veel techniektraining, veel kleine ondertal-/ overtalvormen met combinatiespel en kleine partijspelen. Positiespelen zijn verboden. Creativiteit en aanpassingsvermogen als basis voor de verdere ontwikkeling. Bij deze jongste jeugd zijn vaste posities ook uit den boze. Laat ze alle posities en ruimtes van het veld ervaren. Ook bij de jongste jeugd is het spelen van wedstrijden met verschillende aantallen goed voor de ontwikkeling. Niet alleen 6:6 of 8:8. Speel ook eens 5:5 en 7:7. Jammer dat het 9:9 geen plek meer heeft als competitievorm. Snel weer toevoegen bij de O12.
Nationale selecties:
Aan de KNVB de taak om af te stappen van de veilige keuzes die nu gemaakt worden in de selectie van jeugdspelers. Naast het feit dat de nationale selecties voor 70% bestaan uit vroegrijpers worden voornamelijk spelers geselecteerd uit clubs waar de desbetreffende bondscoach heeft gewerkt. Lekker veilig en een bevestiging dat je zo goed bezig bent geweest in je tijd als opleider. Het in stand houden van je eigen visie zonder verder te hoeven kijken. Talent loopt overal rond. Het dient alleen de kans te krijgen. Vanuit de KNVB is gestart met de “future” selecties, wat een stap in de juiste richting is. Ik zou wel graag zien dat dit ook voor de O14, O16 en O17 leeftijden zou gelden. Extra momenten voor talentontwikkeling, meer spelers beïnvloeden want zelfs op deze leeftijd is het moeilijk in te schatten wie de meeste potentie heeft.
Innovatie:
Innovatie heeft betrekking op nieuwe en originele ideeën. Helaas wordt dit door veel trainers gezien als het bedenken van oude ideeën en deze in een nieuwe verpakking stoppen. Vanuit het onderwijs aspecten pikken en er voetbal opplakken is ook zo’n trend. Innovatie vanuit de voetbal context is nodig. AZ is daar een mooi voorbeeld van. Middels innovatieve ideeën vanuit de voetbalcontext spelers ontwikkelen. Dat blijkt ook wel uit het opleidingsrendement van AZ. Buiten de lijnen kleuren is dus zeker het devies maar zorg dan wel dat je ook binnen de lijnen van het voetbal kleurt zodat er een goede transfer plaatsvindt.
Het Nederlandse (jeugd)voetbal is dus zeker niet dood. We moeten stoppen met het benoemen van problemen. Daar komen we geen stap verder mee. Het is een herhaling van zetten. Denken in oplossingen, innovatie, creativiteit en loskomen van het “old boys netwerk”. De gevestigde orde heeft jaren lang de tijd gehad. Tijd om echt eens buiten de lijntjes te kleuren.

(gast)Column door Joop Oosterveld
#leerklimaat?
Maandagavond op een willekeurig voetbalveld: Jeugdspelers komen 2 minuten voor aanvang van de training aangeslenterd, vaak in groepjes van 3 of 4 waarbij opvalt dat de haantjes of grootste spelers het dragen van de materialen hebben uitbesteed aan hun ‘teamgenoten’. Langzaam gaat een ballenzak open en wordt er ontspannen een balletje getrapt en het weekend geëvalueerd.
Op het veld heeft de desbetreffende trainer zijn hele organisatie uitgezet en is helemaal klaar om al zijn leerdoelen, uitganspunten en principes, teamtactieken, ideeën vanuit de wedstrijdanalyse en strategie voor de volgende wedstrijd (waar hij het hele weekend over gepiekerd heeft) in 90 minuten aan zijn pupillen te doceren. Hij heeft iedereen vandaag bij elkaar omdat juist deze training voor het team enorm belangrijk is na het debacle van jl. zaterdag, een verliespartij tegen een collega trainer die bij hem op de trainerscursus zat. Daar mocht echt niet van verloren worden.
Een aantal minuten later dan de planning start de trainer zijn monoloog over de op zaterdag gespeelde wedstrijd met de spelers in een grote kring om hem heen (‘kom er allemaal even bij’) In minimaal 12 minuten dicteert hij exact vanuit de structuur van voetbal met teamfuncties Aanvallen, Omschakelen van Aanvallen naar Verdedigen, Verdedigen en Omschakelen van Verdedigen naar Aanvallen. Vurig (non) verbaal dirigerend met stemverheffing en alles binnen de teamtaken plus handelingen met/zonder bal om de spelers bewust te maken van hun verbeterpunten binnen team en linie. Na zijn praatje stelt de trainer de vraag: ‘heeft iedereen het begrepen’ en alle spelers knikken uit beleefdheid instemmend ja. Daarna volgen 2 rondes warm lopen en bespreken de spelers nogmaals hun wilde verhalen van het weekend. De trainer opgelucht omdat de spelers zijn analyse hebben begrepen. De overige 70 minuten worden de spelers onderworpen aan door de trainer gestelde doelen waarbij ze welgeteld 24 minuten luisteren naar de trainer die op dezelfde wijze als hierboven beschreven ZIJN spelers beïnvloed.
Dit is in mijn ogen de realiteit in het huidige (jeugd)voetbal op elk niveau. Toch lees en hoor ik overal dat een kind oa aan de volgende eigenschappen/vaardigheden moet voldoen: aanpassingsvermogen, onderscheidend vermogen, eisen van het topvoetbal, zelfregulerend leren en meedenken in (voetbal) oplossingen. Dit staat echter haaks op de praktijk. Trainers en ouders stagneren en beperken de ontwikkeling van de kinderen door constante controle en structuur in het traject en stellen hun eigen belang of ontwikkeling van het team boven de ontwikkeling van het individu. Zie mijn vorige column #trainertje
Elke trainer wil in de ‘sterkste’ opstelling spelen met de spelers waarvan hij denkt dat ze de meeste invloed hebben op het winnen van het partijtje. Hieraan gekoppeld een tactiek om dit resultaat te bevredigen. Natuurlijk draait het spelletje om winst maar dit staat haaks op de ontwikkeling van het individu. Hoe ontwikkelt een kind aanpassingsvermogen als hij altijd ‘beste’ is in een omgeving die hij goed kent? Trainers, ouders en teamgenoten die hem met een fluwelen handschoen behandelen omdat dit ‘talent’ de wedstrijd kan beslissen. Hoe kun je onderscheidend vermogen ontwikkelen wanneer je niet de juiste weerstand krijgt?
Binnen de BVO wereld zijn spelers bij de traditionele top 3 gewend om tijdens wedstrijden 70% de bal te hebben en 80 % van de wedstrijden te winnen met 60% vroegrijpers. Hoe verhoud zich dit tav de benodigde weerstand binnen wedstrijden, het ontwikkelen van het juiste voetbalgedrag, meesterschapsklimaat en het omgaan met teleurstellingen. Wat gebeurd er met deze spelers als ze in een andere omgeving komen en de rollen omgedraaid zijn? Zijn deze ‘high potentials’ die in de top van Nederland spelen dan nog steeds de ‘beste’? Of voldoen ze dan niet aan de eisen van het huidige topvoetbal en wie bepaald dat?
Hoe kunnen kinderen zelf keuzes maken of zelfregulerend leren als we een omgeving creëren waarin trainingen tot in de puntjes worden voorbereid tbv de ontwikkeling van het team en wedstijden dood geanalyseerd worden? Elke jeugdopleiding heeft een beleid, tactische periodisering en protocol wat exact geprojecteerd wordt op de spelers, staf en organisatie. Daarnaast zijn de trainers gestructureerd geschoold in teamtactieken en het geven van een teamtactische training in 7 vs 7 of 9 vs 9. Alles wordt voorgeprogrammeerd en als spelers precies doen wat we zeggen, halen ze het 1e elftal. In welk gedeelte mogen spelers meedenken en waar is er ruimte voor het maken van de eigen keuze? Waar is de ruimte voor het ontwikkelen van de individuele behoefte en groei?
Laten we over bovenstaande kwesties eens over vergaderen ipv discussiëren over teamtactiek en het tot in de puntjes voorbereiden van de training. Durf in de spiegel te kijken als trainer of opleiding en stel jezelf kwetsbaar op. ‘We doen het altijd zo dus waarom veranderen’, moet verleden tijd zijn. Pas dan ontwikkel je onderscheidend vermogen.
Status van het team in mijn introductie: De haantjes zijn gestopt met na 1 jaar seniorenvoetbal, de fysiek sterke spelers schitteren als voorstopper of back bij de lagere elftallen en de dragers van de materialen hebben door gebrek aan plezier de schoenen aan de wilgen gehangen. Wat zou er met de trainer gebeurd zijn???
Joop Oosterveld
Hoofdtrainer VVV-Venlo O17
Trainer! Hou eens je mond.
Afgelopen week gaf ik alweer voor het 4de opeenvolgende jaar training in Griekenland. Met de Total Soccer Method organiseren we jaarlijks een voetbalkamp voor jongens en meisjes tussen de 7 en 14 jaar. Na al die jaren spreek ik nog steeds geen Grieks, al kan ik me met handen, voeten en wat Griekse voetballingo aardig redden. Voor het coachen ben ik hier dus op aangewezen, met eventuele vertalingen van mijn Griekse collega trainers als toevoeging.
Vanaf de eerste dag viel er een spelertje op. Niet om zijn voetbalkwaliteiten maar omdat hij de gehele dag Grieks tegen me sprak. Het feit dat ik geen snars van zijn verhaal verstond deerde hem niet. Ik luisterde vol bewondering naar zijn verhaal dat hij de gehele week volhield. Zijn naam is Stratos, of eigenlijk Eustratios. Stratos is 7 jaar.
Dat ik de taal van Stratos niet spreek is niet zo heel belangrijk in dit verhaal. Stratos is ook te jong om mijn Engels of Nederlands te verstaan. Toch heb ik met de jongste groep die allen net zo goed Engels of Nederlands verstaan als Stratos een fantastische week gehad. De vraag die dan rijst is of taal, of in de context van coachen, woorden wel zo belangrijk zijn. Praten we als trainer/coaches niet te veel?
Mijn antwoord om deze vraag is een volmondig JA!
Toch zie ik het dagelijks terug op de voetbalvelden. Alle trainingen beginnen met een heel verhaal van de trainer om vervolgens onderbroken te worden door nog meer aanwijzingen van de goedbedoelende trainers. Ook tijdens de oefeningen worden spelers bestookt met aandachtspunten, vaak vol van algemeenheden en clichés. Tijdens de wedstrijden hetzelfde ritueel. Voor de wedstrijd en in de rust worden spelers volgestopt met informatie (lees: woorden) Bij de twin-games is het nog erger. Dan mogen de trainer/ coaches zelfs 3 rustpauzes volpraten, vaak zittend in een cirkel.
Dit alles gaat compleet voorbij aan hoe kinderen (effectief) leren.
Infobesitas.
De trainingsweek met Stratos heeft aangetoond dat het ook anders kan. Alhoewel het erg voorbarig is om te concluderen dat hij en zijn teamgenootjes voor de lange termijn beter hebben leren voetballen, heeft het wel aangetoond dat door het inrichten van leuke en uitdagende oefeningen, het geven van de goede voorbeelden, en het meegeven van details (dus korte aanwijzingen die er toe doen) er veel plezier is, veel uitdaging en een bepaalde ontwikkeling in uitvoering tijdens de verschillende oefeningen maar ook tijdens de partijtjes. Spelers, zeker jonge spelers zijn gebaat bij zelf ontdekken. (zie ook mijn blog: Voetballeerproces; hoe kinderen leren) Dat is voor een trainer vaak moeilijk te faciliteren. Het betekent namelijk dat je vanuit een dynamische beginsituatie gaat trainen. Spelers krijgen de vrijheid om naar eigen interpretatie binnen het gekozen leerdoel te gaan trainen, experimenteren, ontdekken. Vanuit deze fase borduurt de trainer verder en geeft hij de training vorm. Creativiteit en het stimuleren van het maken van keuzes worden zo gestimuleerd. Dat betekent dat de trainer niet vanuit een vast omlijnde aaneenschakeling van alleen oefeningen werkt. Ook van de trainer wordt meer gevraagd dan het achter elkaar zetten van een serie oefeningen of organisaties.
“Unfixed multiple outcome possibilities to improve decision making”
Tijdens wedstrijden is het belangrijk om niet te “ over-coachen”. Laat ook in de wedstrijd spelers zelf ontdekken. Binnen de trainingsweek heb je gewerkt met enkele leerdoelen. Dat is de context van je wedstrijden. Laat ze deze zelf ontdekken en help hierbij door gerichte coaching, persoonlijk en op detail laat al die algemeenheden achterwege. Ook de vaak te lange rustbespreking bij de jongste jeugd is overbodig. Maak deze zo kort mogelijk, laat spelers zelf met vragen/oplossingen komen, stel zelf de juiste vragen of zeg zelfs helemaal niks en kijk wat er gebeurt. Nu maken we ze te afhankelijk van de trainer die vol zit met heel veel informatie die hij graag wil delen. Trainers leiden vaak aan infobesitas van alle artikelen, boeken en tijdschriften die ze lezen. Buiten het feit dat het goed is om up-to-date te blijven, is het niet wenselijk om al die informatie middels coaching op de spelers uit te storten, vaak ook nog zonder enige voetbalvisie of visie op leren. Het gaat voorbij aan hoe kinderen leren. Er zijn veel goede leerstrategieën maar praten of het coachen in algemeenheden is niet de meest effectieve.
Zwijgen
Mag de trainer dan niets meer zeggen? Natuurlijk wel. Goede aanwijzingen leiden tot verbetering, ontwikkeling, inspiratie. Als trainer moeten we echter weten dat alleen instructie maar voor een heel klein gedeelte leidt tot retentie. Het is veel belangrijker om te zorgen voor goede voorbeelden, om spelers zelf te laten ontdekken of te laten voordoen of uit te leggen aan hun teamgenoten. Het creëren van een noodzaak door bijvoorbeeld niets te zeggen werkt ook heel effectief. Spelers moeten dan zelf de oplossing zoeken.
Stratos en zijn Griekse teamgenoten hebben bewezen dat het ook anders kan.
Geniet van de stilte!

(gast)Column door Joop Oosterveld
#trainertje
‘Wanneer je 1 doelpunt meer maakt dan je tegenstander win je de wedstrijd’. ‘Het resultaat is heilig, niemand herinnert zich later nog het verloop en niveau van de wedstrijd’. Dit zijn uitspraken die wekelijks langs de velden op zowel amateurs als betaald voetbalniveau te horen zijn.
Uiteindelijk is hier niets aan gelogen en is dit de essentie van het spelletje voetbal alleen een doodsteek voor het ontwikkelen van (jeugd) spelers plus een reden dat vele jonge voetballers uiteindelijk stoppen met hun hobby door het verliezen van plezier. Het wedstrijdje winnen in het weekend is een obsessie geworden voor trainers, ouders en spelers.
Een gemiddelde trainingsweek bij een BVO ziet er qua trainingsminuten als volgt uit: bovenbouw 500 trainingsminuten, middenbouw 530 minuten en onderbouw 300 minuten. Daarnaast de gemiddelde speeltijd per wedstrijd: 70 minuten, 55 minuten en 45 minuten. Kijkende naar deze statistieken is de conclusie overduidelijk: de grootste ontwikkeling vindt plaats tijdens de training. Waarom de obsessie niet omdraaien : elke trainingsminuut de weerstand, uitdaging en competitie optimaliseren in elke trainingsvorm. Het belang van de training prioriteren en ondergeschikt maken aan de wedstrijd van zaterdag? Juichende trainers in het veld wanneer de speler met leerbehoefte 1 vs 1 verdedigen bijna al zijn duels wint, spelers die elkaar in de armen vliegen en huilen van geluk na 10 keer rond spelen tijdens de rondo of een speler die 15 minuten niet mag deelnemen aan de training omdat hij zijn frustraties niet de baas kan. Daarnaast de wedstrijd op zaterdag gebruiken om het geleerde in de praktijk te brengen. Niet als graadmeter maar als middel om in de nieuwe trainingsweek verder te gaan met de individuele leerbehoeftes en doelen op (midden) lange termijn. Niet veroordelen, bekritiseren maar meedenken in oplossingen en stimuleren. We moeten immers weer goed voorbereid, fit en met veel plezier toekijken naar de nieuwe trainingsweek. De week waar we (jeugd)spelers verder kunnen ontwikkelen.
De rol van de trainer en ouder daarin is enorm belangrijk. Is het belang van het winnen van de wedstrijd het grootst voor de trainer, ouder of voor de spelers? Creëren we niet een verkeerd klimaat waarin we spelers willen ontwikkelen of opleiden? We hebben spelers namelijk zo gerobotiseerd dat voor en na elk trainingspartijtje, wedstrijd of toernooi ze in een kring rondom de trainer gaan staan. Ze wachten net zolang tot dat de trainer zijn algemeen praatje doet, complimenteus en motiverend als ze voorstaan of als een gefrustreerde dictator als het team achter staat. Vaak minimaal 5 minuten luisterend naar een monoloog zonder het visueel te maken. Daarna ‘hup jongens’ en weer de wei in. De vraag is dan ook: voor wie is dit praatje belangrijk, voor de trainer of voor de speler? Daarnaast kent iedereen de situatie wanneer het kind op de achterbank zit en de ouder zijn ervaring deelt, vaak in een monoloog en verwijtend. Of wanneer de wedstrijd niet gezien is: ‘hebben jullie gewonnen’ of ‘heb je gescoord’. We creëren het klimaat met als doel een succesbeleving zodat we weer op social media kunnen zetten dat we een wedstrijd hebben gewonnen #trainertje of wanneer je als ouder een foto kunt plaatsen van je scorende zoon #zotrots. Vaak ook nog in afwachting van de vele reacties en likes.
Het niet meer bijhouden van de stand tijdens de wedstrijd of het spelen zonder ranglijsten bij de jongste jeugd heeft nauwelijks effect. Elke trainer, ouder en speler blijft de obsessie tot het winnen van elk partijtje, wedstrijd of competitie behouden. We moeten de oorzaak bij onszelf gaan zoeken en niet afhankelijk willen zijn van een winstpartij met als gevolg een euforisch zelfverheerlijking. De prioriteit moet liggen op het trainingsveld en de ontwikkeling van dat proces zie je terug op wedstrijddagen. Je hoeft namelijk niet altijd resultaat te behalen om winst te boeken!
Joop Oosterveld
Trainer/Coach VVV-Venlo O17

Soccer Learning Process; how children learn (soccer)
Learning to play soccer equals motor learning. This is a senso-motorical / cognitive learning process supported by non-cognitive processes. Within the Total Soccer Method (TSM) this is part of the Soccer Learning Process.
We describe the soccer learning process as follows:
"A process that leads to sustainable and stable increase in soccer performance due to specific experience and / or training."
Before we know what players should learn, it's important to know how players learn. For this we have developed the TSM Soccer Learning Cycle.
The goal of the TSM Soccer Learning Cycle:
- Influence the natural learning process
- Effective and sustainable learning of soccer competences (integrated sum of knowledge, skills, (football) behavior and personal characteristics) within the complexity of soccer
- Develop players that make better decisions, under all circumstances: solution-oriented players.
- Develop creative and productive players
The soccer learning cycle is not a coach cycle. Players are not passive recipients of information. In addition, the learning cycle is interactive and individual. The focus is on learning and must lead to a change in behavior translated into soccer skills and soccer behavior.
The learning cycle consists of 4 phases. The first three stages are training, the fourth phase is the match. In the middle of the learning cycle is the learning objective. Per training, one learning objective is formulated. The arrows between the phases represent Transfer and Retention.
In this article I will focus on transfer and retention and how we apply the learning cycle in preparation for training.
Transfer and retention:
In the soccer learning process, transfer and retention are powerful components of motor learning. In addition, they are essential to assess and evaluate the soccer learning process.
Transfer is the process and effectiveness in which a player is able to apply his experiences into soccer skills and soccer behavior in new soccer situations and / or environment. How did the learned skills or behavior translate into the match and the developmental process? Not all transfers are visible immediately and sometimes only noticable in the longer term. In addition, there are various forms of transfer that can be applied within the soccer learning process. It is important that the player experiences that the transfer is purposeful.
Retention is the anchor of learning. Learning requires the construction of knowledge and skills. Players should, as it were, connect the learned with what they already know and be able to apply in the games. (within the soccer context) Learning is cumulative, but the development of a player is not always linear. For the highest retention rate, it is important to apply different learning tools. Within the TSM learning cycle, we are primarily concerned with letting players experience and discover for themselves (often from a particular training chaos, differential learning but also by getting players involved, engaged in training through demonstrations by players).
How does this translate into the training?
In order to apply the TSM learning cycle within training it is important that we put "product for process". By this I mean that we start by formulating one learning objective. That's the product you're working on. This involves determining the soccer behavior and the soccer skills you want to see, translated into one learning objective. This learning objectiev is the focus in training.(preparation) From this first step youneed to determine which (end)game (small or large, depending on learning objective, age and level) facilitates this soccer behavior and soccer skills. This is called the Application phase, or the last part of the training. In the preparation of the Application Phase you also name the Principles, Intentions you wish to see and train(within playing system) and set up your coaching points. The application phase is game specific. From this (end)game, you simplify your learning objective to the Awareness Phase and the Discovery Phase. In the awareness phase, you will work game related. (small sided games, small numbers, numbers up/down, etc)
In the Discovery Phase that you start from a dynamic situation. In this phase players must be free to discover , experience within the context of your learning objective. If you can integrate your learning objective in your warm up, this will prove even more powerful. Within the TSM we always integrate Coordination and / or Soccer Coordination within the warm up.
By shaping training this way, motor learning, or learning to play soccer is the most powerful and will lead to a sustainable and stable increase in players' soccer performance. The Performance phase, the contest, is the final phase of the TSM Learning Cycle. In this, players can apply the learned soccer skills and soccer behaviors under full pressure. The learning process does not stop after the match. We can actually speak of a learning spiral. The training cycle is re-implemented every training and match.
Happy Learning!
Roger Bongaerts
Head of Youth Development VVV-Venlo
Founder Total Soccer Method

Voetballeerproces; hoe kinderen leren (voetballen)
Leren voetballen staat gelijk aan motorisch leren. Dit is een sensomotorisch/ cognitief leerproces ondersteund door non-cognitieve processen. Binnen de Total Soccer Method (TSM) is dit een onderdeel van het Voetballeerproces.
Het voetballeerproces hebben we omschreven als:
“ Een proces dat leidt tot duurzame en stabiele toename van de voetbalprestatie
als gevolg van specifieke ervaring en/ of training.”
Voor we weten wat spelers moeten leren, is het belangrijk om eerst te weten hoe spelers leren. Hiervoor hebben we de TSM Voetballeercyclus ontwikkeld.
Het doel van de TSM Voetballeercyclus:
- Beinvloeden van het natuurlijke leerproces
- Effectief en duurzaam leren van voetbalcompetenties (geïntegreerd geheel van kennis, vaardigheden, (voetbal)gedrag en persoonlijke eigenschappen) binnen de complexiteit van het voetbal
- Spelers betere beslissingen leren maken, onder alle omstandigheden: oplossingsgerichte spelers.
- Opleiden van creatieve en productieve spelers
De voetballeercyclus is geen coachcyclus. Spelers zijn geen passieve ontvangers van informatie. Daarnaast is de leercyclus interactief en individueel. Leren staat centraal en moet leiden tot een gedragsverandering vertaald naar voetbalhandelingen en voetbalgedrag.
De leercyclus bestaat uit 4 fasen. De eerste drie fasen zijn de training, de vierde fase is de wedstrijd. Centraal in de leercyclus staat het leerdoel. Per training wordt 1 leerdoel geformuleerd. De pijlen tussen de fasen vertegenwoordigen Transfer en Retentie.
In dit artikel ga ik wat verder in op transfer en retentie en hoe we de leercyclus toepassen in de voorbereiding op een training.
Transfer en retentie;
In het voetballeerproces zijn transfer en retentie krachtige onderdelen van motorisch leren. Daarnaast zijn ze essentieel om het voetballeerproces te beoordelen en evalueren.
Transfer is het proces en de effectiviteit waarin een speler zijn opgedane ervaringen binnen voetbalhandelingen en voetbalgedrag kan toepassen in een nieuwe situatie en/of omgeving. Hoe vertaald zich het geleerde zich naar de wedstrijd en het ontwikkelproces? Niet alle transfer is direct zichtbaar en uit zich soms pas op langere termijn. Daarnaast zijn er verschillende vormen van transfer die toegepast kunnen worden binnen het voetballeerproces. Belangrijk is wel dat de speler ervaart dat de transfer betekenisvol is.
Retentie is het anker van leren. Leren vraagt om construeren van kennis en vaardigheden. Spelers moeten als het ware het geleerde verbinden met dat wat ze al weten en kunnen (binnen het geheel van de voetbalcompetenties) en toepassen in de wedstrijden. Leren is cumulatief maar de ontwikkeling van een speler loopt niet altijd lineair. Voor het hoogste retentie percentage is het belangrijk verschillende leermiddelen toe te passen. Binnen de TSM leercyclus gaan we vooral uit van spelers zelf laten ervaren en ontdekken (vaker vanuit een bepaalde trainingschaos, differentieel leren maar ook spelers laten voordoen en elkaar betrekken in het trainen en leren).
Hoe vertaald zich dit dan naar de trainingen?
Voor het toepassen van de TSM leercyclus binnen de training is het belangrijk dat we uitgaan van “product voor proces”. Hiermee bedoel ik dat we starten met het formuleren van één leerdoel. Dat is het product waar je naar toe werkt. Dit komt neer op het vaststellen van het voetbalgedrag en de voetbalhandelingen die je wilt zien, vertaald naar één leerdoel. Dit leerdoel staat centraal in de training. Vanuit deze eerste stap ga je kijken welk partijspel (klein of groot, afhankelijk van leerdoel, leeftijd en niveau) het voetbalgedrag en voetbalhandelingen faciliteert. Dit is in de leercyclus de Toepassingsfase, oftewel het laatste gedeelte van de training. In de voorbereiding van de Toepassingsfase benoem je tevens de Principes, Intenties die je wilt behandelen (eventueel vanuit Speelwijze) en stel je je coachaanwijzingen op. De Toepassingsfase is wedstrijdgericht. Vanuit het partijspel vereenvoudig je je leerdoel naar de Bewustwordingsfase en de Ontdekkingsfase. In deze fase werk je wedstrijdgerelateerd waarin je in de Ontdekkingsfase vanuit een dynamische beginsituatie start. Spelers dienen zelf te ontdekken, binnen de context van je leerdoel. Als je je leerdoel in je warming-up kan verwerken dan zou dit nog krachtiger zijn. Binnen de TSM gaan we uit van Coördinatie en/of Voetbalcoördinatie binnen de warming-up.
Door het vormgeven van de training op deze wijze is het motorisch leren, dus leren voetballen het krachtigste en zal het leiden tot duurzame en stabiele toename van de voetbalprestaties van spelers. De Performancefase, de wedstrijd, is het laatste fase van de TSM Leercyclus. Hierin kunnen spelers het geleerde toepassen onder volledige weerstand. Het leerproces stopt natuurlijk niet na de wedstrijd. We kunnen dus eigenlijk spreken van leerspiraal. De leercyclus wordt elke training en wedstrijd weer ingezet.
Happy Learning!
Roger Bongaerts
Hoofd Opleiding VVV-Venlo
Founder Total Soccer Method

Blog januari 2017
Talentontwikkeling: product voor proces
Bij het lezen van de titel zullen bij veel collega-opleiders de nekharen overeind gaan staan. Gaat het bij talentontwikkeling niet juist om het proces en is het product hieraan ondergeschikt?
Wie spreekt van ‘proces voor product’ bedoelt daarmee vaak dat in de jeugdopleiding ontwikkeling boven winnen gaat (zie blog over “Competitie”) Uiteraard willen we geen jeugdtrainers die ten koste van alles wedstrijden willen winnen en daarmee spelers belemmeren in hun ontwikkeling. Veel trainers zeggen wel dat winnen ondergeschikt is, maar die overtuiging gaat vaak overboord als zij met hun team tegen concurrenten spelen. Aan de andere kant: winnen en competitie horen bij voetbal, ook bij de jeugd. Kinderen zijn van nature competitief ingesteld en wij als opleiders dienen dit dan ook te faciliteren. In deze context zou je kunnen stellen: proces voor product, maar zonder product geen proces.
Toch draai ik deze twee begrippen in de titel bewust om: product voor proces. Wat namelijk vaak wordt vergeten, is dat alle spelers een natuurlijk, individueel proces doorlopen. Kinderen leren ongeacht onze training en coaching. Wat we als opleiders willen, is dat natuurlijke proces beïnvloeden om het maximale te halen uit de aanleg van spelers. Om dit te bewerkstelligen, dienen we een goed beeld te hebben waar we naartoe willen en voor welk niveau we opleiden. Daarnaast is belangrijk wat de spelers zelf wil. Dit zijn allemaal aspecten waarbij de speler centraal staat. Het beginpunt is in mijn optiek dus altijd de speler zelf, oftewel het uiteindelijke product van de jeugdopleiding. Daarop passen we het proces aan. Product voor proces dus. Het uiteindelijke product is niet te voorspellen, maar dit uitgangspunt geeft wel richting aan het proces en, wellicht nog belangrijker, welke middelen we gebruiken binnen dit proces.
Open deuren
Tijdens de winterstop had ik de tijd om boeken en artikelen te lezen die al enige tijd op de plank lagen. Helaas constateer ik dat de meeste daarvan veelal open deuren intrappen en voorbijgaan aan hetgeen ik hierboven beschrijf. Ik las veel termen terug als ‘een pedagogisch verantwoord en veilig leerklimaat creëren’, ‘winnen is ondergeschikt’, ‘proces voor product’, ‘impliciet leren’ en ‘fouten maken mag’. Daarvan gaan míjn nekharen overeind staan. Uiteraard heeft iedereen recht op zijn eigen mening over talentontwikkeling. Dat is ook goed en maakt het landschap van trainers kleurrijk. Maar wat me opvalt, is dat veel van zulke termen klakkeloos worden overgenomen zonder dat daar de juiste visie op voetbal, training en coaching achter zit. Er worden losse termen benoemd, maar de juiste context ontbreekt. Wat zijn de voordelen maar ook de nadelen van een bepaalde benadering? Vanuit welke intentie binnen de voetbalvisie worden ze ingezet?
Voor een beïnvloeden van het natuurlijke leerproces van spelers dien je als trainer te weten hoe spelers leren en welke leeromgeving hiervoor nodig is. Voor mij zijn de onderstaande vier criteria erg belangrijk voor een inspirerende en uitdagende leeromgeving:
- Elke training en activiteit heeft doel (wat willen we spelers leren?)
- Er worden meerdere leerstrategieën ingezet tijdens het leerproces
- Het geleerde wordt getoetst (welke middelen en criteria gebruik je hiervoor?)
- Elk leerproces is afhankelijk van een individu en dus anders
Uiteraard zijn er meer dingen belangrijk, maar deze vier zijn voor mij
cruciaal. Daarbij is de kwaliteit en kennis van de trainers een heel belangrijk
uitgangspunt. Kennis van de specifieke leeftijdskenmerken van de spelers
waarmee een trainer werkt en de manier waarop zijn spelers leren (voetballen):
welke leerstrategieën zijn er en hoe pas ik die toe? Is een trainer hierin
onvoldoende bekwaam, dan werken de bovengenoemde termen, waarbij de juiste
context ontbreekt, averechts. Een voorbeeld daarvan is ‘fouten maken mag’. Het
maken van fouten kan, in een verkeerde omgeving, namelijk ook averechts werken.
Aangeleerde of herhalende fouten kunnen negatieve gevolgen hebben. Ook het
impliciete leren mag nooit de enige toepassing zijn. Spelers leren ieder op hun
eigen wijze, wat betekent dat er ook expliciete instructie nodig is, zeker op
jongere leeftijd. Twee voorbeelden waarbij de visie van de club en individuele
trainers bepalend is.
Ondanks het feit dat ik het vaak niet eens was met de inhoud van de artikelen die ik in de vakantie las, hebben ze voor mij veel opgeleverd. Ze prikkelen en stimuleren mij altijd en bovendien leer ik ervan. Ook dat is tenslotte een leerstrategie. Het was dus weer een zeer nuttige winterstop.
Roger Bongaerts
@rogerbongaerts
Met dank aan Marco van der Heide

De top-opleidingen zijn verantwoordelijk voor het falen van Oranje.
Er is tegenwoordig veel te doen over de staat van het Nederlandse voetbal. De paniek heeft toegeslagen nadat Oranje zich niet kwalificeerde voor het EK. Het zomerreces van afgelopen juni is volgens de experts voldoende reden om alles, van onze jeugdcompetities, de Eredivisie , competitievormen, winnaarsmentaliteit en zelfs kunstgras tegen het licht te houden.
Resultaat hiervan is het nieuwe plan van de KNVB, genaamd “Winnaars van morgen”. Of de paniek terecht is na het falen van Oranje laat ik in het midden (28 maanden geleden werden we 3de op het WK), feit is wel dat Nederland veel heeft ingeboet als toonaangevend voetballand, zeker op het gebied van het clubvoetbal, maar ook op het gebied van het opleiden van toptalenten. Vernieuwen en innoveren lijkt zeker op zijn plaats maar dit dient te geschieden op het moment dat het goed gaat, niet als (paniek)reactie op falen of gebrek aan succes zoals nu is gebeurd.
Ervan uitgaande dat Nederland inderdaad heeft gefaald als opleidingsland met Oranje als uithangbord, dan is het eerst zaak om te kijken naar de verantwoordelijken voor de opleidingen van de laatste 10 jaar. De laatste 10 jaar zijn namelijk de spelers opgeleid die nu tussen de 18 en 25 jaar zijn (spelers komen over het algemeen tussen de 8-15 jaar in de opleidingen van de Betaald Voetbalclubs). De zogenaamd “beste” spelers vertegenwoordigen Nederland in de KNVB Nationale jeugdelftallen. Een blik op de selecties van deze jeugdteams van de afgelopen jaren laat zien dat alle “talenten” van ongeveer 5-6 clubs komen, de top-opleidingen van Nederland. Aangenomen dat Nederland gefaald heeft, constateer ik dat deze top-opleidingen samen met de KNVB dus verantwoordelijk zijn voor ons falen. Vreemd dus dat deze zelfde top-opleidingen, met dezelfde mensen ook grotendeels verantwoordelijk zijn voor het nieuwe KNVB plan “Winnaars van morgen”.
Het herkennen van talent, net als het opleiden van talent is geen gemakkelijke opgave (wel de allermooiste). De laatste jaren zijn we er niet in geslaagd om dit optimaal vorm te geven. De verjonging van de Eredivisie is zeker een feit maar dit als oorzaak aangeven van de stagnatie van talentontwikkeling is een aanname. Het verschil in aantal beschikbare talenten (het verschil tussen bv Duitsland/Frankrijk en Nederland) of de kleinere budgetten zijn excuses. Juist vanuit een heldere visie over talentherkenning en –ontwikkeling kan Nederland het verschil maken. Hierin is nog veel winst te halen. Kijkende naar de spelerslijsten van de top-opleidingen én van de nationale elftallen van de KNVB, dan laat de lijst vooral spelers zien geboren in de eerste drie maanden van het jaar. Sterker nog, van alle geselecteerde Oranje spelers (*selectie jongstleden tegen België) zijn van de 14 spelers geboren na 1991 er 9 van het eerste kwartaal! Blijkbaar zijn er geen toptalenten geboren in de laatste 3 maanden van het jaar. Als we dan naar visie en verstand van talentherkenning kijken dan constateer ik dat we van beide weinig Hollandse kaas gegeten hebben.
Om hierin dan toch het verschil als voetballand te maken dienen we te beginnen bij de opleiding van jeugdtrainers. Een belangrijk aandachtspunt binnen de opleidingen van trainers dient dan te zijn: “Hoe leren kinderen voetballen”. Hier wordt geen tot weinig aandacht aan geschonken. Als je weet hoe kinderen leren (voetballen), hoe ze zich ontwikkelen binnen de verschillende leerlijnen dan zal dit een positieve uitwerking hebben op het herkennen en opleiden van talent: ongeacht vroeg- of laatrijp, geboren in januari of december, spelend bij grote BVO’s of zelf minder getalenteerd.
Voorop gesteld, er bestaat niet een universele methodiek voor leren voetballen. Kinderen leren altijd. Belangrijke uitgangspunten zijn dat spelers verschillend leren (leerstijlen), met verschillende snelheden en non-lineair. Belangrijk is wel dat we vanuit een heldere visie en leeromgeving spelers leren voetballen waarbij het doel is dat het geleerde effectief en duurzaam is, vanuit vaardigheid en begrip (begrijpend of diep leren). Trainers en opleidingen dienen het natuurlijke leerproces optimaal te beïnvloeden voor ontwikkeling over lange termijn. (en hieraan gekoppeld de talentherkenning)
Een goed voorbeeld van de juiste implementatie van bovenstaande is de TSM Leercyclus. Binnen de TSM Leercyclus gaat het niet om het onmiddellijke effect van de training of oefenvorm op de prestatie maar juist om de gevolgen over lange termijn.
Deze leercyclus hebben we ontwikkeld vanuit de praktijk, het onderwijs, de ervaring in het werkveld maar ook getoetst aan de verschillende wetenschappen waaronder de neuro- en de bewegingswetenschap. Het geven van trainingen vanuit deze structuur geeft de (jeugd)trainer meer houvast maar ook handvaten voor het (diep) leren van zijn spelers. Spelers leren betere beslissingen te nemen, onder alle omstandigheden. Trainingen worden voorbereid en gegeven vanuit één doel of leeractiviteit, met de juiste balans tussen uitdaging, plezier en spel, methodisch en met de mogelijkheid om verschillende leerstrategieën toe te passen. Het is dus een échte leercyclus en geen coachcyclus. Vanuit deze visie op leren (voetballen) wordt er beter talent herkent en ontwikkeld. Dus niet alleen spelers uit het eerste kwartaal of spelers van onze top-opleidingen. Weg dus met het “Mattheüs” – effect waarbij voor altijd dezelfde spelers, van dezelfde opleidingen kansen worden geboden, met alleen korte termijn prestaties als gevolg.
Ik ben overigens van mening dat het falen niet alleen aan de top-opleidingen is toe te schrijven. Het opleiden van spelers, en zeker van onze talenten is een gedeelde verantwoordelijkheid. Deze bewustwording zou bijdragen aan een betere opleiding. Daarbij hebben we de breedte en de top nodig. Een brede basis zorgt voor een hogere top. Samen op weg dus met spelers die beter LEREN voetballen.
Roger Bongaerts
*(Selectie spelers (Oranje) geboren na 1991: Willems, Klaassen, Bruma, Depay, Brenet, Janssen, Ramselaar, Vilhena, Van Dijk, Kongolo, Pröpper, Promes, Veltman, Karsdorp)

The importance of Competition
Soccer season has started again. The past two weekends have been tournament weekends, where our “diamants in the rough” of 8 and 9 years old played games of 6 v 6 and 7 v7 against top-level compeition from national and international professional clubs.
The challenging part of my job is working with all ages. The beauty of working with the youngest teams is that they are at the start of a challenging process, but we (perhaps unjustified) already have an end-product in mind, to be developed for the highest level. One of the many qualities and skills that we develop and facilitate in players is being competitive, an important quality for playing at the professional football level. I’m not writing "wanting to win" because in my opinion all kids want to win.
Being competitive has multiple meanings and values. Competitive means being able and being accustomed to going to battle. In football an important characteristic as matches and tournaments are designed to play against other clubs. Competitive also means being used to compete with teammates. In developing players it is imperative to create the right opposition and resistance in training. Improving each other through hard work and training is an important starting point for us. Perhaps the most important meaning of being competitive is geared towards the player: competing with yourself. Challenging yourself, regardless of circumstances and challenges.
Winning is not synonymous with being competitive but it is an important part of it. Too often I hear coaches tell players that winning is not that important. This sends the wrong message to the players. If we want to develop competitive players than an important message is to never give up. If, before hand, we tell players that winning is not important, we take away the instinct of wanting to win. Children are naturally competitive. If the coach doesn’t express any importance, why would the players? (I not implying that before every game the coach starts yelling that is’t all about winning)
Competition is an important means. If in most games the opposition is about equal, competition facilitates creativity and motivation. Competition creates energy and challenges. It challenges players to develop and improve themselves, and give them the confidence to always do their best. Unfortunately games are too often seen as stress moments. For an optimal "performance" every player, young and old needs a certain level of stress. (IZOF: individual zone of optimal functioning) However, there is a big difference between a stress situation and being stressed. The coaching and attitude of a coach may never be the cause of the stress. The pressure imposed by parents on children can never be a stresser. The game, to compete with an opponent, wanting to win is a suitable stress situation. The goal of competition is the development of players, where mistakes can be made, risks must be taken and with the freedom of expression for all players. Players are allowed to win, whether it's a good move or skill, a defensive duel or giving everything as a team win the game.
Competition, starting at the youngest age should be seen as a challenge and not as a threat. Keeping score during matches (preferably modeled after field hockey: per quarters, a team can win / lose / draw) should certainly not be eliminated but rather embraced. The uncertainty of the final outcome per game has more value than playing without a score. At the youngest ages, publication of all the final results at the end of the season has no value to me.
The tournaments the last two weekends have been a great example of teams and players, at a young age, coping well with competition even at high levels of opposition. Game were played with lots of risk taking, mistakes were made, goals and victories were celebrated, a loss met with disappointment. This despite the fact that at the of the day, according to the standings the prizes were awarded.
Diamonds are rare and expensive. Diamonds are crystallized carbon produced by heat and intense pressure, for centuries. To develop our own “competitive diamonds” starting at a young ages, we need to embrace competition within our long term vision and development.
Competitie is belangrijk

Het voetbalseizoen is weer begonnen. De afgelopen 2
weekenden stonden voor ons in het teken van toernooien waar “ruwe” diamanten
van 8-9 jaar het tegen elkaar opnamen in wedstrijdjes van 6 tegen 6 en 7 tegen
7. Deelnemende teams allen van hoog niveau uit binnen- en buitenland.
Het uitdagende aan mijn baan is dat ik mag werken met alle
leeftijden. Het fijne aan de jongste jeugd is dat ze aan het begin staan van
een mooi proces, maar dat we (al dan niet terecht) toch al in gedachte hebben
wat voor product we willen afleveren aan het hoogste niveau. Een van de vele
eigenschappen en vaardigheden die we ontwikkelen en faciliteren in spelers is
het competitief zijn. Een belangrijke eigenschap voor het spelen op betaald
voetbal niveau. Ik schrijf bewust niet “willen winnen”, omdat in mijn menig elk
kind wil winnen.
Competitief zijn heeft meerdere betekenissen en waarden.
Competitief staat voor het in staat zijn en gewend zijn om strijd aan te gaan.
In het voetbal natuurlijk een belangrijke eigenschap waarin wedstrijden en
toernooien zijn ingericht met het spelen tegen andere clubs. Competitief staat
ook voor het gewend zijn de strijd aan
te gaan met je medespelers. Voor het opleiden van spelers is het creëren van
juiste weerstanden op trainingen ook heel erg belangrijk. Elkaar beter maken
door hard te werken en te trainen is voor ons een belangrijk uitgangspunt.
Wellicht de belangrijkste betekenis van competitief zijn is gericht op de
speler zelf: het in staat zijn de strijd met jezelf aan te gaan. Het maximale
uit je zelf halen, ongeacht omstandigheden en uitdagingen.
Winnen is niet synoniem met competitief zijn maar is er wel
een belangrijk onderdeel van. Te vaak hoor ik coaches langs de zijlijn
vertellen dat winnen niet zo belangrijk is. Dit stuurt de verkeerde boodschap
naar spelers. Als we competitieve spelers willen opleiden dan is een
belangrijke boodschap dat ze nooit mogen opgeven. Als we ze van te voren al
vertellen dat winnen niet belangrijk is dan halen we het instinct van het willen
winnen bij ze weg. Kinderen zijn van nature competitief. Als de trainer het
niet belangrijk vindt, waarom de spelers dan wel? (ik impliceer overigens niet
dat de trainer voor de wedstrijd al moet roepen dat het alleen om winnen gaat)
Competitie is in deze een belangrijk middel. Als in de
meeste wedstrijden de weerstand gelijk is dan faciliteert competitie
creativiteit en motivatie. Competitie zorgt voor energie en uitdaging. Het
daagt spelers uit zich te willen ontwikkelen en verbeteren en geeft hen het
vertrouwen om altijd hun uiterste best te doen. Helaas worden wedstrijden nog
te veel gezien als stress-momenten. Voor het optimaal “presteren” heeft elke
speler, van jong tot oud een bepaalde stress nodig. (IZOF: individual zone of
optimal functioning) Er is echter een groot verschil tussen een stress-situatie
en gestresst zijn. De coaching en houding van een trainer mag nooit de oorzaak
zijn van de stress. Ook de druk opgelegd door ouders mag geen
stress-veroorzaker zijn. De wedstrijd, de strijd aangaan met de tegenstander, het
willen winnen is een prima stress-situatie. Het doel van de wedstrijd is de
ontwikkeling van de spelers, waarbij fouten gemaakt mogen worden, risico’s
genomen mogen worden en met vrijheid van expressie voor alle spelers. Spelers mogen
winnen, of het nu gaat om een mooie actie, een verdedigend duel of het
gezamenlijk er alles aan doen om de wedstrijd te winnen.
Competitie zal dus vanaf de jongste leeftijd gezien moeten
worden als een uitdaging en niet als bedreiging. Het bijhouden van de uitslag
(het liefst naar het voorbeeld van het hockey: per blokje kun je
winnen/verliezen/gelijkspelen) in de wedstrijden die we spelen moet zeker niet
afgeschaft worden maar juist omarmd. Het onzekere van de einduitslag per wedstrijd heeft meer
waarde dan het spelen zonder score. Het publiceren van de einduitslagen over een heel seizoen mag voor mij weggelaten worden bij de jongste jeugd.
De toernooien de afgelopen weekenden waren een mooi
voorbeeld van teams en spelers die op jonge leeftijd, onder hoge weerstand goed
omgingen met competitie. Er werd gespeeld met risico, er mochten fouten gemaakt
worden, doelpunten en overwinningen werden gevoerd, verlies ging gepaard met
teleurstelling. Dit ondanks het feit dat er op het einde van de dagen prijzen
verdeeld werden.
Diamanten zijn zeldzaam en kostbaar. Diamanten zijn
gekristalliseerde koolstof ontstaan door hitte en zware druk, eeuwenlang. Voor
het opleiden van onze eigen competitieve diamanten dienen we van jongs af aan,
met visie en beleid over lange termijn, competitie te omarmen.
Het voetbalseizoen is weer begonnen. De afgelopen 2 weekenden stonden voor ons in het teken van toernooien waar “ruwe” diamanten van 8-9 jaar het tegen elkaar opnamen in wedstrijdjes van 6 tegen 6 en 7 tegen 7. Deelnemende teams allen van hoog niveau uit binnen- en buitenland.
Het uitdagende aan mijn baan is dat ik mag werken met alle leeftijden. Het fijne aan de jongste jeugd is dat ze aan het begin staan van een mooi proces, maar dat we (al dan niet terecht) toch al in gedachte hebben wat voor product we willen afleveren aan het hoogste niveau. Een van de vele eigenschappen en vaardigheden die we ontwikkelen en faciliteren in spelers is het competitief zijn. Een belangrijke eigenschap voor het spelen op betaald voetbal niveau. Ik schrijf bewust niet “willen winnen”, omdat in mijn menig elk kind wil winnen.
Competitief zijn heeft meerdere betekenissen en waarden. Competitief staat voor het in staat zijn en gewend zijn om strijd aan te gaan. In het voetbal natuurlijk een belangrijke eigenschap waarin wedstrijden en toernooien zijn ingericht met het spelen tegen andere clubs. Competitief staat ook voor het gewend zijn de strijd aan te gaan met je medespelers. Voor het opleiden van spelers is het creëren van juiste weerstanden op trainingen ook heel erg belangrijk. Elkaar beter maken door hard te werken en te trainen is voor ons een belangrijk uitgangspunt. Wellicht de belangrijkste betekenis van competitief zijn is gericht op de speler zelf: het in staat zijn de strijd met jezelf aan te gaan. Het maximale uit je zelf halen, ongeacht omstandigheden en uitdagingen.
Winnen is niet synoniem met competitief zijn maar is er wel een belangrijk onderdeel van. Te vaak hoor ik coaches langs de zijlijn vertellen dat winnen niet zo belangrijk is. Dit stuurt de verkeerde boodschap naar spelers. Als we competitieve spelers willen opleiden dan is een belangrijke boodschap dat ze nooit mogen opgeven. Als we ze van te voren al vertellen dat winnen niet belangrijk is dan halen we het instinct van het willen winnen bij ze weg. Kinderen zijn van nature competitief. Als de trainer het niet belangrijk vindt, waarom de spelers dan wel? (ik impliceer overigens niet dat de trainer voor de wedstrijd al moet roepen dat het alleen om winnen gaat)
Competitie is in deze een belangrijk middel. Als in de meeste wedstrijden de weerstand gelijk is dan faciliteert competitie creativiteit en motivatie. Competitie zorgt voor energie en uitdaging. Het daagt spelers uit zich te willen ontwikkelen en verbeteren en geeft hen het vertrouwen om altijd hun uiterste best te doen. Helaas worden wedstrijden nog te veel gezien als stress-momenten. Voor het optimaal “presteren” heeft elke speler, van jong tot oud een bepaalde stress nodig. (IZOF: individual zone of optimal functioning) Er is echter een groot verschil tussen een stress-situatie en gestresst zijn. De coaching en houding van een trainer mag nooit de oorzaak zijn van de stress. Ook de druk opgelegd door ouders mag geen stress-veroorzaker zijn. De wedstrijd, de strijd aangaan met de tegenstander, het willen winnen is een prima stress-situatie. Het doel van de wedstrijd is de ontwikkeling van de spelers, waarbij fouten gemaakt mogen worden, risico’s genomen mogen worden en met vrijheid van expressie voor alle spelers. Spelers mogen winnen, of het nu gaat om een mooie actie, een verdedigend duel of het gezamenlijk er alles aan doen om de wedstrijd te winnen.
Competitie zal dus vanaf de jongste leeftijd gezien moeten worden als een uitdaging en niet als bedreiging. Het bijhouden van de uitslag (het liefst naar het voorbeeld van het hockey: per blokje kun je winnen/verliezen/gelijkspelen) in de wedstrijden die we spelen moet zeker niet afgeschaft worden maar juist omarmd. Het onzekere van de einduitslag per wedstrijd heeft meer waarde dan het spelen zonder score. Het publiceren van de einduitslagen over een heel seizoen mag voor mij weggelaten worden bij de jongste jeugd.
De toernooien de afgelopen weekenden waren een mooi voorbeeld van teams en spelers die op jonge leeftijd, onder hoge weerstand goed omgingen met competitie. Er werd gespeeld met risico, er mochten fouten gemaakt worden, doelpunten en overwinningen werden gevoerd, verlies ging gepaard met teleurstelling. Dit ondanks het feit dat er op het einde van de dagen prijzen verdeeld werden.
Diamanten zijn zeldzaam en kostbaar. Diamanten zijn gekristalliseerde koolstof ontstaan door hitte en zware druk, eeuwenlang. Voor het opleiden van onze eigen competitieve diamanten dienen we van jongs af aan, met visie en beleid over lange termijn, competitie te omarmen.

Technique training: teaching a monkey a step-over (2)
I hear and read it more often, "technique is the execution of a choice." As with many so-called truths in football, lots of coaches will follow or believe this without being critical or have a deeper understanding of this description. It is often used without the proper context. This reminds me of an advertisement of a well-known newspaper, "Do you read the headlines or do you read the newspaper?"
In itself, there is little to say against this "truth" but it is far from complete. Technique is an important tool to execute a decision within a football situation. What is missing is that execution will depend on several other important factors, e.g:
- Age of the player
- Level of the player, teammates and opponents
- Stage of development of the player
- Quality of the choice
- Quality of the skill of the player
- Team appointments
- Efficiency
Therefore, the execution of a decision is a very limited definition of technique. The decision is always influenced by the skill (and vice versa)
A complete description of technique comes via the Total Soccer Method. Technique is described as follows:
“Technique is the functional application of skills in game-related or game-specific situations”.
Technique is a very important requirement and skill in football, at any level, but especially in the development of young players. Technique training is a widely used form of training. Whole methods have been developed for technical training. My problem with these methods is that it is often teaching a monkey teach a step-over. These methods all fit the old definitions of technique and are out-dated and old fashioned. They have very little functionality or transfer to the game. In other words, they are teaching tricks.
Technique training, fitting the definition of the Total Soccer Method is so much more than just training individual skills and executing them toward a cone or passive opponent. It is also much more than performing tricks or a series of fast footwork with a ball. I’m not implying that tricks, juggling, fast footwork with ball (soccer coordination within the Total Soccer Method) aren’t usefull in the development of young players. In fact, I think football coordination and coordination are requirements or prerequisites for learning technique. But as mentioned above, technique is the functional application of skills. There must be a clear transfer to the game.
Then what is technique training?
Within technique training, the objective is to learn players to functionally apply their skills. This is dependent on age and level, but the emphasis is on "learning" and "functional”. Functional means with a purpose or objective (even if that objective is not reached completely) and learning means that players make their own decisions, learn to solve problems, eventually with a deeper understanding of why they (are allowed to) execute their skills. Learning is very different from instructing. Instructing is based on one-sided information, telling players what to do with one solution in mind. Good technique training starts with the discovery of skills by the players, progressively building in more pressure and resistance. These skills under pressure, are eventually applied in game-related or game-specific situations. Within youth development this is small sided games in which the (selected) skills can be applied under full pressure.
The old fashioned methods are indeed old fashioned. Let them instruct monkeys the step-over so we can continue with the development of our young players and learn the proper techniques.
here to edit text
Techniektraining: een aap een schaar aanleren (2)
Ik hoor en lees het steeds vaker: “techniek is de uitvoering van een keuze”. Net als met zoveel, zogenaamde waarheden in het voetbal, loopt ook nu weer heel het trainersgilde achter deze kreet aan. Dit doet me denken aan een reclame van een bekende krant: “leest u de koppen of leest u de krant?”
Op zich is er weinig in te brengen tegen deze “waarheid” maar hij is verre van compleet. Techniek is een belangrijk hulpmiddel om binnen een voetbalsituatie een keuze te maken. Wat helaas vergeten wordt is dat het maken van de keuze afhankelijk is van enkele belangrijke factoren, o.a:
- leeftijd van de speler
- niveau van de speler, medespelers en tegenstander
- ontwikkelingsfase van de speler
- kwaliteit van de keuze
- kwaliteit van de vaardigheid van de speler
- teamafspraken
- rendement
Het uitvoeren van een keuze is dus een zeer beperkte omschrijving van techniek. De keuze wordt altijd beïnvloedt door de kunde (en vice versa)
Een complete omschrijving van techniek komt via de Total Soccer Method. Hier wordt techniek als volgt omschreven:
“Techniek is het functioneel toepassen van vaardigheden in wedstrijd-gerelateerde of wedstrijd-specifieke situaties”.
Techniek is een zeer belangrijke voorwaarde en vaardigheid in het voetbal, op elk niveau maar zeker ook in de ontwikkeling van jeugdspelers. Techniektraining is dus een veel gebruikte vorm binnen de trainingen. Er zijn zelfs hele methodes voor ontwikkeld. Mijn probleem met deze methodes is dat het vaak een aap een schaar aanleren is. Ze passen allemaal binnen de ouderwetse definities van techniek maar hebben heel weinig functionaliteit of transfer naar de wedstrijd. Het zijn dus vaak trucjes.
Techniektraining, passend binnen de definitie van de Total Soccer Method is dus veel meer dan het trainen van losse vaardigheden en deze uitvoeren richting een pylon of passieve tegenstander. Het is ook veel meer dan het uitvoeren van trucjes of een serie van snelvoetenwerk met een bal.
Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat trucjes, hooghouden, snelvoetenwerk met bal (voetbalcoördinatie binnen de Total Soccer Method) niet nuttig kunnen zijn. Sterker, ik vind coördinatie en voetbalcoördinatie voorwaarden scheppend voor techniektraining. Maar zoals bovenstaand al vernoemd, techniek is het functioneel toepassen van vaardigheden. Er dient dus een duidelijke transfer te zijn naar de wedstrijd.
Wat is techniektraining dan wel?
Binnen techniektraining gaat het erom om spelers te leren hun vaardigheden functioneel toe te passen. Uiteraard is ook dit afhankelijke van leeftijd en niveau maar het accent ligt bij “functioneel” en “leren”. Functioneel betekent in deze, met een doel (ook als dat doel niet geheel bereikt wordt) en leren betekent dat spelers zelf probleemoplossend handelen met uiteindelijk een diepere kennis over waarom ze zo (mogen) handelen. Leren is heel iets anders dan spelers iets aanleren. Aanleren is gebaseerd op eenzijdige instructie, voorzeggen en met 1 oplossing.
Goede techniektraining begint dus met het laten ontdekken van vaardigheden door spelers, waarna geleidelijk meer weerstanden worden ingebouwd. Deze weerstanden worden uiteindelijk toegepast in wedstrijd-gerelateerde of wedstrijd-specifieke situaties. Binnen de jeugd zijn dit kleine partij- en spelvormen waarin deze gekozen vaardigheden onder volledige weerstand terugkomen.
De ouderwetse techniekmethodes zijn dus inderdaad ouderwets. Laat ze vooral die aap een schaar aanleren dan kunnen wij verder met het opleiden en trainen van spelers die techniek leren.

Technique training: teaching a monkey a step-over
In the 11th century BC, the Israelites and the Philistines fought for domination in the old Palestine. A mountain ridge near Bethlehem was at stake, meant to split the kingdom of Saul in two. The Israelites and the Philistines were sworn enemies. In the Valley of Elah both armies came to a halt. Neither dared to take further steps so the Philistines decided to sent their strongest and greatest warrior in to the valley in order to put an end to the impasse. Goliath was equipped in full armor with swords, spears, shields, armor and a helmet. From the Israelites nobody dared to enter this unequal battle until a simple shepherd boy from Bethlehem named David offered himself. The outcome of this famous battle is known. David slew Goliath. However, David did not fight in the same way as Goliath had expected and prepared himself for. David went into battle with five round stones and a sling. With an aimed pitch he hit Goliath on the uncovered forehead and Goliath was beaten.
Moral of the story is that David was not going to follow the rituals of the traditional duels but fight within his own strength, and exploit the weakness of his opponent. He broke the rules and replaced them with other elements.
The state of Dutch football does not compare entirely with the situation of David but there may be important lessons to be earned. As a relatively small country with about 1.1 million registered players in our country’s football association, Holland would never have a chance in world football, considering the "numbers game." Countries like France, Spain, Italy, Argentina, Brazil, America and Germany have many more players to their disposal. Nevertheless, we have held our own for decades at the highest level in the world of football, considering our success with our national teams, our clubs and players. There are many reasons for this but the fact remains that a good and innovative youth development system and style of play have taken us this far.
Football, sports as well as society change and develop continuously. Skills, conditions, science, technology, requirements, views, rules ........ all are different compared to five years ago. To stay on top, you have to keep developing.
"If you do what you did, you get what you got."
Does this mean that nothing is right about the way we did things? Did the results at the last two World Cups happen by chance? In South Africa and Brazil we were "David" and we made excellent use of our strengths, but also recognized the weaknesses in our opponents. Unfortunately, these results have also covered up many things and given us a false sense of confidence, arrogance and sense of complacency This is fatal in sports at the highest level. If all goes well you should be working on the next steps to make things even better, to perform the next time, and again the next time. Be willing to question your methods, your ideas. Be open to new developments within your own domain, but also in other areas of sports, science even business. Be innovative and inventive. Therefore it is good that the KNVB is open to new developments. We should look to other countries, other sports, science and latest developments and trends. In my view, it is important to have very clear view of what direction we want to go, what objectives and goals we have, that fit our football culture and vision.
What can we learn from the story of David and Goliath? If we, as a small football country continue to battle as the Goliaths of this world then we will lose the battle every time. Within our football culture and vision, we must look to innovation and creativity to be a dominant football country again.. Obviously we can not close our eyes to the new developments around us but they have to fit our culture and vision . To copy what everybody else is doing makes no sense. We will have to break the rules, as David did. With this awareness we can make progress again.
Now what does this have to do with that skillful monkey? I will elaborate on this in my next blog.
(comments welcome, even on my english grammar)
Twitter: @rogerbongaerts

Techniektraining: een aap een schaar aanleren (1)
In de elfde eeuw voor Christus, in het oude Palestina vochten de Israëlieten en de Filistijnen voor heerschappij. De inzet was de bergrug bij Bethlehem om het koninkrijk van Saul in tweeën te splitsen. De Israëlieten en de Filistijnen waren gezworen vijanden. Met de vallei van Elah tussen beide legers kwam het tot een stilstand. Geen van beide durfde verdere stappen te ondernemen tot de Filistijnen besloten hun sterkste en grootste strijder de vallei in sturen om een einde te maken aan de impasse. Goliath was voorzien van een volledige wapenuitrusting met zwaarden, lansen, schild, pantser en helm. Vanuit de Israëlieten durfde niemand deze ongelijke strijd aan te gaan tot een eenvoudige herdersjongen uit Bethlehem, genaamd David zich aanbood. De uitkomst van dit beroemde gevecht kennen we. David versloeg Goliath. David vocht echter niet op dezelfde manier zoals Goliath verwachte en zich op had voorbereidt. David ging het gevecht aan met 5 ronde stenen en een slinger. Met een gemikte worp met een steen en slinger raakt hij het onbedekte voorhoofd van Goliath waarna Goliath bewusteloos neerviel.
Moraal van het verhaal is dat David niet van plan was de rituelen van de tweekamp te volgen maar vanuit zijn eigen kracht, en de zwakte van zijn tegenstander vocht. Hij brak de regels en verving deze met andere elementen.
De staat van het Nederlandse voetbal is in het geheel niet te vergelijken met de situatie van David maar er kunnen wel belangrijke lessen uitgeleerd worden. Als relatief kleine bond met ongeveer 1,1 miljoen leden zou Nederland nooit kans maken in het mondiale voetbal, gerekend naar de “numbers game.” Landen als Frankrijk, Spanje, Italië, Argentinië, Brazilië, Amerika en Duitsland hebben veel meer voetballers tot hun beschikking. Toch hebben we ons decennia lang kunnen meten op het hoogste niveau. Hier liggen heel vele redenen aan ten grondslag maar het feit blijft dat door een goede en innovatieve opleiding en vernieuwend spel we een voorname rol hebben kunnen spelen. Het voetbal (sport), net als de maatschappij ontwikkeld zich verder. Voorwaarden, omstandigheden, wetenschap, technologie, eisen, inzichten, regels……. allen zijn anders dan 5 jaar geleden. Hierin moet je mee om aan de top te blijven.
“Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg.”
Is dan niets meer goed van wat we deden? Zijn de resultaten op de laatste 2 WK’s tot stand gekomen door toeval? In Zuid-Afrika en Brazilië waren we “David” en hebben we uitstekend gebruik gemaakt van onze kracht, maar ook heel goed onderkent waar onze zwakte lag. Helaas hebben deze resultaten ook veel zaken verbloemd waardoor we een vals vertrouwen, wellicht arrogantie maar zeker een gevoel van gelatenheid hebben gekregen. Dit is dodelijk in de topsport. Als het goed gaat moet je bezig zijn met de volgende stappen om het nog beter te maken, om ook de volgende keer weer te presteren. Bereid zijn om je eigen veronderstellingen in twijfel te trekken. Open staan voor ontwikkelingen binnen je eigen domein, maar ook binnen andere domeinen en sporten. Innovatief en inventief zijn. Daarom is het goed dat de KNVB openstaat voor nieuwe ontwikkelingen en hierbij ook in de keuken kijkt bij andere bonden en sporten.
In mijn optiek is het belangrijk om heel helder te hebben in welke richting we willen, met welke doelen, die passen binnen onze voetbalcultuur en visie.
Wat kunnen we leren uit het verhaal van David en Goliath? Als wij als klein voetballand blijven vechten zoals de Goliathen van deze wereld dan zullen we elke keer het gevecht verliezen. Binnen onze voetbalcultuur en visie moeten we opzoek naar de vernieuwing en innovatie waardoor we in onze kracht blijven maar ook andere krachten aanboren. Uiteraard kunnen we niet blind te zijn voor de ontwikkelingen om ons heen maar deze moeten wel passen bij onze cultuur en visie. Een op een kopiëren heeft geen zin. Met deze bewustwording boeken we vooruitgang.
Wat heeft nu allemaal te maken met techniektraining en die begaafde aap? Daar kom ik in mijn volgende blog op terug.

Football and Ice-skating January 2016
Because of my passion for talent development, and as a proud father of two kids, both participating in sports, I am very interested in
"how children learn."
My daughter is 13 and does dance (modern and jazz) and my son of 10 plays soccer, both at a good level. Every day there is training or “play” to develop the neccesary skills. Main question I always ask myself: "where do they learn the most, by training or by playing"? Training for me is in a formal setting at the dance school or club. Play is playing outside, fooling around with a ball in the living room or performing a dance as seen on youtube. The answer to this question is ice-skating!
What does ice-skating have to do with all of this?
Well ... .both my children out-skate me, in fact, they fly past me. On our very few free days off we undertake a lot, from playing other sports to outdoor activities. We go swimming, go to a survival or climbing course, play basketball and go ice-skating. We have been doing this for years. Although I see myself as an all-round athlete, ice-skating was never my strong suit. My kids have never taken any ice-skating lessons, never had formal instruction. With my ice-skating skills I’m hardly the right role model. Still, they skate very well, better every time.
How did they learn to skate?
There are many views and ideas on learning motor skills, all very well researched, with a theoretical and scientific foundation. From classic and direct, implicit and explicit, random and block, isolated to differential learning. Even within my sport football there are different ideas about how children learn to play football and what the best direction is in talent development.
There is somethings to be said about all of them. Children learn in different ways but what we really want is that learning brings about a lasting change. Learning is cumulative. Therefore it is important that each time they encounter new situations in which they can apply what they have learned, under different circumstances. In my vision, a combination of differential learning paired with a good balance between implicit and explicit learning is the best way to facilitate learning motor skills. This kind of talent development is most suitable for training in a formal setting within a club or school. Furthermore, it is essential that children are given the space to play and discover how they can learn new skills, preferably not in the sport they already train in. The club or the school they attend must also allow their athletes space to play, to practice, to discover.
The foundation or basis for talent development is laid in free play en (self)practice. But talent development is also a process. This implies long term and patience. For an optimal development it should, besides free play and discovery, include a common curricullum for individual player and team development Periodization and prioritizing within the sensitive and developmental stages of children are important, with the right emphasis according to their development, potential, level and age.
But………………..back to ice-skating
Children learn mostly by doing, by experiencing and discovering without adults trying to explain in great detail how it is done (or how it isn’t done).
Does that mean that trainers, coaches and teachers are obsolete? Fortuntely not! Trainers, coaches and teachers are very important in the development process of our children and athletes. In addition to creating a safe learning environment, inspiration and above all asking the children loads of questions, they are the ones who facilitate further development given the right expertise.
We just shouldn’t overestimate our roles as educators! (and underestimate our children!)
note: I’ve translated my blog from my dutch blog. Any suggestions on englsih grammar are welcome

Voetbal en Schaatsen januari 2016
Door mijn passie voor talentontwikkeling en als trotse vader van 2 sportende kinderen ben ik zeer begaan met “hoe kinderen leren”.
Mijn dochter van 13 danst en mijn zoon van 10 voetbalt, beide op niveau. Elke dag wordt er getraind of geoefend om de gevraagde vaardigheden te ontwikkelen. Belangrijkste vraag die ik mij hierbij altijd stel is: “ waar leren ze het meeste van, van trainen of oefenen?” Trainen is voor mij in een setting bij de dansschool of de club, oefenen is het buiten spelen, met een bal pielen in de woonkamer of het nadoen van een dans op youtube. Het antwoord op deze vraag is schaatsen!
Wat heeft schaatsen hiermee te maken?
Nou….beide kinderen schaatsen mij voorbij, sterker nog, ze vliegen mij voorbij. Op onze spaarzame vrije dagen ondernemen we veel op het gebied van andere sporten en activiteiten. We gaan met z’n drieën zwemmen, naar de survival- of klauterbaan, basketballen en ook schaatsen. Dit doen we al jaren. Alhoewel ik me zelf zie als een redelijke all-round atleet was schaatsen nooit mijn sterkste sport. De kinderen hebben nooit schaatsles gehad, nooit formele instructie en aan mij als voorbeeld hebben ze ook weinig gehad. Toch kunnen ze goed schaatsen, elke keer weer beter. Hoe hebben ze schaatsen dan geleerd?
Over motorisch leren zijn vele verschillende inzichten, allen met een zeer goed onderbouwd, theoretisch fundament en wetenschappelijke onderbouwing. Van klassiek en direct, impliciet en expliciet, random en block, geïsoleerd en handelingstheoretisch tot differentieel. Ook binnen mijn sport, voetbal zijn er verschillende ideeën over hoe kinderen leren voetballen en wat de beste richting in talentontwikkeling is.
Over alle manieren van leren valt iets te zeggen. Kinderen leren op verschillende manieren maar wat we willen is dat het leren een blijvende verandering tot stand brengt. Leren is cumulatief. Derhalve is het belangrijk dat ze telkens in nieuwe situaties komen waarin ze het geleerde kunnen toepassen, onder verschillende omstandigheden. In mijn visie is een combinatie van differentieel leren met daarnaast een goede balans tussen impliciet en expliciet leren de beste manier om motorisch leren te faciliteren. Deze manier van talentontwikkeling vind ik het beste passen bij het trainen, in een formele setting binnen een club of school. Daarnaast is het van essentieel belang dat kinderen de ruimte krijgen om vooral te spelen en te oefenen en daardoor zelf te ontdekken hoe ze iets kunnen leren (zonder dat ze daar bewust mee bezig zijn) en dan het liefst niet in de sport waar ze al op de training mee bezig zijn. Ook op de club of de school moet ruimte gemaakt worden om te spelen, te oefenen, te ontdekken.
De basis van talentontwikkeling wordt gelegd in het vrij spelen en het oefenen. Talentontwikkeling is echter ook een proces. Dit impliceert lange termijn en geduld. Voor een optimale ontwikkeling dient naast het vrije spelen en het zelf ontdekken binnen een club of school ook een rode draad te zijn. Het periodiseren en prioriteren binnen de sensitieve- en ontwikkelingsfasen van kinderen waarbij de juiste accenten worden gelegd maar ook niet iets wordt aangeleerd wat op latere leeftijd weer afgeleerd moet worden.
Terug naar het schaatsen…..
Kinderen leren dus voornamelijk door te doen, te ervaren en zelf te ontdekken zonder dat volwassenen even haarfijn uitleggen hoe het nu allemaal moet (en niet moet).
Hebben we dan geen trainers, coaches of docenten meer nodig? Gelukkig wel. Trainers, coaches en docenten zijn zeer belangrijk in het ontwikkeltraject van onze kinderen en atleten. Naast het creëren van een veilig leerklimaat, het inspireren en vooral bevragen van kinderen zijn zij degene die met de juiste expertise de ontwikkeling verder faciliteren. We moeten alleen onze rol als opleider niet overschatten! (en onze kinderen niet onderschatten)